Samenvatting van de Institutie
Titel:
”Het geloof dat wij belijden”
Auteur: Johannes Calvijn; vert. dr. W. de Greef
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2003
ISBN 90 3311 702 9
Pagina’s: 69
Prijs: € 9,50. Van de grote reformator Calvijn zijn al vele geschriften vanuit het Latijn of het Frans in het Nederlands vertaald. We denken aan onder andere zijn talrijke schriftverklaringen en aan de definitieve uitgave van de Institutie, die in 1559 het licht zag. Onlangs werd opnieuw een waardevol boekje van deze reformator in het Nederlands vertaald. Het werd in 1877 in Parijs gevonden.
”Het geloof dat wij belijden” betreft een samenvatting van het christelijk geloof in een eenvoudige vorm. Het kan worden beschouwd als een samenvatting van de eerste uitgave van de Institutie. Het verscheen in 1537 en dient onderscheiden te worden van de bekende catechismus van Genève, die in 1542 werd gepubliceerd. Aan de orde komen onder meer: de wet, de apostolische geloofsbelijdenis, het Onze Vader, de leer van de sacramenten en de betekenis van het ambt van dienaar van het Woord en zijn bevoegdheid.
Het is een uitermate duidelijk en zuiver boekje. Het heeft ten doel de jeugd te onderwijzen in het christelijk geloof. De bekendste opvattingen van Calvijn in dogmatisch opzicht zijn in de kiem aanwezig. Al moeten we er direct op wijzen dat de auteur zich vanwege de aard van zijn geschrift onthoudt van allerlei uiteenzettingen van polemische aard.
Heilig avondmaal
Het duidelijkst blijkt dat in zijn verklaring van het heilig avondmaal. Calvijn zet positief uiteen wat de betekenis van dit sacrament is, zonder dat hij zich uitgebreid afzet tegen de rooms-katholieke leer. Uitermate helder en zuiver is de volgende passage die hij aan dit sacrament wijdt: „De tekenen zijn het brood en de wijn waarin de Heere ons de ware gemeenschap met Zijn lichaam en bloed voorstelt. Maar het betreft een geestelijke gemeenschap. Voor die gemeenschap is de band met Zijn Geest voldoende. Ze eist geen tegenwoordigheid waarbij het lichaam in het brood of het bloed in de wijn besloten is” (blz. 62).
Zonder een uitvoerige bestrijding van de leer van Rome grenst hij daarmee zijn opvatting wel af van die leer en aan de andere kant van de latere opvattingen van Zwingli. Want de reformator houdt wel degelijk vast aan de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament.
Predestinatie
Indrukwekkend is ook wat Calvijn schrijft over de predestinatie. Zuiver bijbels is het zo, stelt hij, dat wij belijden dat God van eeuwigheid mensen heeft verkoren tot de zaligheid, terwijl Hij anderen laat in de val waarin zij zichzelf hebben gestort. Maar: door het geloof in Christus worden we overtuigd van onze verkiezing.
Daarom sluit hij het hoofdstuk over de predestinatie af met de troostrijke woorden: „Als we dus door het geloof deelhebben aan Christus, en we tegelijk ook in Hem het leven hebben, moeten we geen verder onderzoek doen naar de eeuwige raad van God. Christus is immers niet alleen een spiegel door Wie ons de wil van God is vastgesteld, maar Hij is ook een pand waarin ons die wil als het ware wordt bezegeld en bevestigd” (blz. 33).
Dr. De Greef heeft ons zeer aan zich verplicht, allereerst door zijn prachtige proefschrift over ”Calvijn en het Oude Testament” (1984); nu door zijn vertaling van dit werk van de reformator.