Onderwijs hoeft niet op de schop
Minister Van Bijsterveldt wil graag terug naar twee profielen in het voortgezet onderwijs: alfa en bèta. Dat is een slecht plan, vindt ir. P. M. Murre. Investeren in leraarschap en leiderschap kost minder geld en energie en levert aantoonbaar resultaat.
Nederland zakt langzaam in internationale vergelijkende onderzoeken met betrekking tot de beheersing van taal en rekenen van leerlingen. Ook de beheersing van het Engels laat te wensen over. Het is een goede zaak dat de minister van Onderwijs nadenkt over hoe je deze trend kunt keren. Allerlei onderzoek wijst immers uit dat taalvaardigheid en rekenvaardigheid van groot belang zijn voor de ontwikkeling van kinderen.
Een rapport van het internationale adviesbureau McKinsey uit 2007 wijst daar bijvoorbeeld op diverse manieren op. En een onderzoek over een langere periode in het Verenigd Koninkrijk wees uit dat scores voor geletterdheid en gecijferdheid op 7-jarige leeftijd belangrijke bepalende factoren waren voor het inkomen op 37-jarige leeftijd. Ook een goede beheersing van het Engels is in onze maatschappij onontbeerlijk. We mogen van een minister van Onderwijs daarom verwachten dat er aandacht is voor Nederlands, wiskunde en Engels.
Maar dat betekent niet dat er daarom een ingrijpende structuurverandering nodig is in het onderwijs. Van vier profielen teruggaan naar twee gaat een enorme hoeveelheid energie vergen van directies en leraren. Energie die dus niet meer aan belangrijkere dingen besteed kan worden. Het gaat ook geld kosten; geld waarvoor een alternatieve aanwending aanzienlijk betere resultaten zal opleveren.
De vraag is ook of twee nieuwe profielen het probleem gaan oplossen. En had de commissie-Dijsselbloem niet uitgewezen dat wat meer bewijs vooraf dat iets gaat werken, erg wenselijk is? Bovendien is er van overheidszijde al het nodige in gang gezet. Denk aan de invoering van referentieniveaus voor taal en rekenen en tegelijk steviger exameneisen voor Nederlands, wiskunde en Engels. Nu een structuurverandering in alfa en bèta doorvoeren is contraproductief.
Gigantische verschillen
Maar waar moet dan wél energie en geld en aandacht naartoe gaan? Wat ertoe doet in scholen zijn leraarschap en leiderschap. Deze zijn allebei van enorm belang. Van veel groter belang zelfs dan hoe de school of het curriculum exact georganiseerd is. De Amerikaanse onderwijskundige Robert J. Marzano, die 35 jaar onderwijsresearch heeft samengevat, laat duidelijk zien dat studieresultaten van leerlingen bij een goede leraar, zelfs in een slechte school of schoolomgeving, gigantische verschillen vertonen met die van een slechte leraar. Het eerder genoemde McKinseyrapport komt tot de slotsom dat leiderschap direct na leraarschap komt als het gaat om schoolresultaten. Dat zijn dus de punten waarin heel stevig geïnvesteerd moet worden. Dat hoeft niet ins Blaue hinein. Het is namelijk ook bekend waarin goede leraren verschillen van slechtere, en waarin goed leiderschap zich onderscheidt van slecht leiderschap. Het is de moeite waard om kennis te nemen van en geïnspireerd te worden door de concreet aanwijsbare dingen waarin die verschillen zich manifesteren. Een goede leraar doet dingen die een slechtere leraar niet doet, en andersom. En, zoals de Amerikaanse historicus Ken Bain zegt in zijn boek ”What the Best College Teachers Do”: „Goed onderwijs geven kun je leren.”
Investeren in leraarschap en leiderschap zou ook goed aansluiten bij het bestaande beleid van het ministerie en bij de inspanningen van scholen en leraren zelf. Er is een lerarenbeurs waarmee het een stuk makkelijker geworden is om als docent een vervolgstudie op te pakken. Geweldig, breid de mogelijkheden uit, minister! Er komt een promotiefonds. Tien plaatsen voor 300.000 onderwijsgevenden. Goed idee, helaas nog iets minder dan een druppel op een gloeiende plaat.
Olie in de raderen
Goede leraren zijn extreem goed in hun vak, hebben een sterk vertrouwen in hun leerlingen, zijn breed ontwikkeld en blijven zelf leren. Stel hoge eisen aan de aanvangsbekwaamheid. Zorg ervoor dat iedere docent uiteindelijk een master haalt. Geef leraren en leidinggevenden de ruimte om te groeien. Dan gaan de energie en het geld naar de goede dingen. Natuurlijk mag er ook resultaat worden verwacht, maar dat zal er dan ook onvermijdelijk komen.
Een minister die zich hiermee bezighoudt, giet olie in de raderen in plaats van zand. Het is niet zo spannend, wellicht. Het klinkt als op de winkel passen. Nou, werd er maar wat meer op gepast. Minister betekent letterlijk ”dienaar”. Dienend leiderschap is bepaald niet minder krachtig en duurzaam in het resultaat. Zulk leiderschap is ook vele malen beter voor scholen, voor leraren, voor een positie op een internationale ranglijst en de kenniseconomie. Maar vooral ook voor leerlingen. Want daar draait het om.
De auteur is manager van de lerarenopleiding voortgezet onderwijs aan hogeschool Driestar educatief.