Commentaar: Natuurbehoud, een christelijke plicht
Juist nu ze door een dik pak sneeuw zijn bedekt, wordt de schoonheid van de Nederlandse natuur en het Nederlandse landschap blootgelegd.
Wrang is het daarom dat de bescherming van de natuur en van het landschap in Nederland op steeds minder steun van de bevolking kan rekenen. Het tv- en radioprogramma Vroege Vogels kwam begin deze week met cijfers die aangeven dat het aantal leden van milieu- en natuurorganisaties voor het derde achtereenvolgende jaar is gedaald. Er is wel verschil in afname bij de afzonderlijk organisaties. Daar waar de belangen van knuffelnatuur worden behartigd –en dat kunnen de panda’s in China zijn of de pimpelmeesjes in oma’s achtertuintje– valt de schade nog mee. Zo bleef het Wereld Natuur Fonds stabiel; Vogelbescherming steeg zelfs in ledental. Maar verenigingen en stichtingen die landschappen en natuurgebieden beheren, daalden. Natuurmonumenten, een voorbeeld van deze categorie, zakte het meest. Van 830.000 naar 767.00 leden.
Bij het afbrokkelen van het maatschappelijk draagvlak voor natuur- en landschapsbehoud spelen diverse zaken een rol. De economische crisis bijvoorbeeld, waardoor mensen minder gaan uitgeven. Maar wellicht ook de arrogantie van natuurbeschermers, die vaak lak hadden aan wat burgers vonden van bepaalde ideeën over landinrichting. Omdat ze wisten dat ze Europese of Haagse wetgeving en fondsen aan hun kant hadden.
Nu het huidige kabinet zijn handen voor een belangrijk deel aftrekt van de financiering van natuur- en landschapsbehoud, doen natuurorganisaties er goed aan meer sympathie van burgers te winnen en –misschien nog belangrijker– inzichtelijk te maken dat behoud van natuur en landschap niet gratis en vanzelfsprekend is, maar handen met geld kost.
Christenen hebben extra reden om juist nu fervente natuurbeschermers te worden. Behoud van natuur- en landschap heeft immers ook iets van een beschavingsoffensief, van een geestelijke activiteit. Als protest tegen de vereconomisering van het leven bijvoorbeeld. Het is ook een aanklacht tegen de verleuking van Nederland, met zijn pretparken, winkelplaza’s en vakantieparken. Daartegenover heeft een landschap of een natuurgebied iets van een ruimtelijke sabbat, waar mensen –ook nog eens helemaal gratis– tot rust mogen komen en het dagelijkse gejaag kunnen ontlopen.
Vanuit dat perspectief bezien is het jammer dat burgers van orthodox-christelijk Nederland nogal eens lippendienst bewijzen aan een zaak die hen ter harte zou moeten gaan. Omdat ze economische belangen als het erop aankomt zwaarder laten wegen dan natuurbelangen. Zo zou tegenover de niets ontziende hebzucht van sommige projectontwikkelaars best wat vaker een onomwonden „daar blijf je van af!” vanuit deze hoek mogen klinken.
Een even grote uitdaging ligt er om orthodox-christelijke jongeren warm te krijgen voor de natuur en het behoud ervan. Omdat het ook voor hun geestelijke gezondheid uitermate goed is. Al was het maar omdat ze hun mp3-speler uit moeten zetten en hun oordopjes uit hun oren moeten doen, om een vogel te horen zingen.