Nieuwe daklozen: Oost-Europeanen
Alle daklozen van de straat. Met die ambitieuze doelstelling gingen de vier grote steden vijf jaar geleden aan de slag. Terwijl ze volop met de uitvoering van dit plan bezig zijn, staat bij de opvanghuizen een groeiende groep nieuwe daklozen op de stoep: Oost-Europeanen. Het Leger des Heils in Den Haag luidt de noodklok.
”Even stilte. Dan kunnen de mensen die dat willen bidden voor het eten.” In het dienstencentrum van het Leger des Heils aan de St. Barbaraweg in Den Haag kondigt een medewerker de lunch aan. Het wordt stil in de rokerige zaal, waar tientallen bezoekers aan de tafels zitten. Sommigen sluiten de ogen. Even later staan ze netjes in de rij voor een kop tomatensoep en een boterham.
Marek (33) is een van de daklozen die de inloopvoorziening in de wijk Binckhorst regelmatig bezoeken. Via een Poolse tolk vertelt hij dat hij drie jaar geleden naar Nederland kwam. Hij zegde zijn baan als elektricien op, in de verwachting hier meer te kunnen verdienen, zodat hij uiteindelijk in Polen een appartement zou kunnen kopen.
Een landgenoot die al langer in Nederland woonde, hielp hem aan werk en onderdak. In de loop der tijd had hij verschillende baantjes bij een veiling in het Westland. Vanwege persoonlijke omstandigheden, waarover hij niet wil uitweiden, ging hij na twee jaar terug naar Polen.
Drie maanden geleden kwam Marek opnieuw naar Nederland. Deze keer slaagde hij er niet in een baan te vinden. „De kennis die de vorige keer werk voor me wist, zette me in Rotterdam op straat en zei dat ik moest wachten. Later hoorde ik dat hij geen werk en geen woning voor me had. Ik heb toen eerst een week in Rotterdam op straat geleefd.”
Tijdens zijn zoektocht naar werk kwam Marek in Den Haag terecht, waar hij zich meldde bij een uitzendbureau. Het leverde hem geen baan op. Overdag is hij nu vaste klant bij het Leger des Heils. Zolang de winterregeling van kracht is, kan hij daar ook slapen. Anders staat hij eind van de middag op straat. „Ik heb op allerlei plekken gelegen: in een portiek, op een boot en bij het station.”
Werkbemiddelaars
Het verhaal van Marek staat niet op zichzelf. Volgens een schatting van de gemeente Den Haag verdubbelde het aantal daklozen dat afkomstig is uit Oost-Europa de afgelopen twee jaar van 300 tot 600. De bezoekers van het dienstencentrum van het Leger des Heils hebben momenteel voor 80 procent een Oost-Europese achtergrond. Ruim driekwart van hen is Pool, aldus afdelingsmanager Joeri Snel.
Majoor Germen Stoffers, directeur goodwillwerk van het Leger des Heils in de regio Den Haag, luidde onlangs de noodklok over de toename van de groep daklozen die als MOE-landers bekendstaat: Midden- en Oost-Europeanen. „Sinds we in Europa open grenzen hebben, willen veel inwoners van landen als Polen en Roemenië hun leven elders voortzetten, maar niet iedereen slaagt erin een bedrijf te starten of als vrachtwagenchauffeur aan de slag te gaan.”
Het merendeel van de bezoekers van het dienstencentrum is volgens Stoffers via malafide werkbemiddelaars naar West-Europa gekomen. „Voor het transport hebben ze fors betaald, maar de belofte dat ze hier werk en onderdak zouden krijgen, wordt niet waargemaakt. Ze worden gewoon ergens op straat gezet, waarna de zogenaamde werkbemiddelaars weer een volgend busje vol mensen naar Nederland, Duitsland of België rijden. Het is een moderne vorm van slavenhandel.”
Een deel van deze Oost-Europeanen vindt zelf werk, bijvoorbeeld in de havens of de kassen, maar dat is vaak van korte duur. „Als ze op een ochtend horen dat er ’s middags geen werk meer is, staan ze letterlijk op straat, want woonruimte en werk zijn vaak aan elkaar gekoppeld. Hun mooie verwachtingen zijn niet uitgekomen, ze zijn de controle over hun leven kwijt en hebben geen enkel houvast meer. Heel schrijnend.”
Drankprobleem
Volgens Stoffers wordt er soms te gemakkelijk gesproken over gelukszoekers. „Het gaat om mensen die worden gedreven door de economisch slechte omstandigheden in hun eigen land en zich verantwoordelijk voelen voor hun gezin. De prijs daarvan, langdurig van hun familie gescheiden zijn, nemen ze voor lief. Onderschat niet wat dat betekent en hoe ellendig ze zich soms voelen.”
Nogal wat Oost-Europeanen blijken een drankprobleem te hebben. „Overmatig alcoholgebruik komt veel voor. Als ik hier ’s ochtends aankom, tref ik in de straat al wel eens iemand aan met de fles aan de mond. Zeker als het kouder wordt, werkt de drank soms als een intern kacheltje om nog een beetje op temperatuur te blijven.”
De vraag hoe de daklozen aan geld voor de drank komen, zegt Stoffers niet te kunnen beantwoorden. Hij wil niet te snel een verband leggen tussen drankgebruik en criminaliteit. „Misschien helpen ze elkaar onderling.”
Regiobinding
In het dienstencentrum van het Leger des Heils zijn de dakloze Oost-Europeanen –mits ze niet zwaar onder invloed van alcohol zijn– welkom voor koffie en soep, maar ze kunnen niet overnachten in de lokale opvangvoorzieningen. Stoffers: „Het Rijk en de vier grote steden hebben vijf jaar geleden een beleid afgesproken dat erop is gericht dat er in 2014 niemand meer op straat leeft. Elke gemeente biedt gerichte opvang en begeleiding aan daklozen uit de eigen regio.”
Als gevolg hiervan staat de nachtopvang in de grote steden in principe alleen open voor daklozen die aantoonbaar minimaal twee jaar in de regio hebben gewoond. Oost-Europeanen vallen daardoor doorgaans buiten de boot. „Overdag bieden we hun een beschutte plek, maar ’s nachts kunnen we niets voor hen betekenen. Ze slapen in parkeergarages, winkelcentra of portieken”, zegt Stoffers.
Alleen als de winterregeling van kracht is, zoals deze week, vervalt de regiobinding als voorwaarde voor een overnachtingsplek. Zodra het vriest puilen de slaapvoorzieningen voor daklozen dan ook uit. Het Leger des Heils vergroot het aantal slaapplaatsen in de reguliere nachtopvang. En in het dienstencentrum worden ’s avonds de stoelen en tafels aan de kant geschoven om plaats te maken voor 35 matrassen.
Terugkeer
De toename van Oost-Europeanen vraagt om een specifieke aanpak, stelt Stoffers. „Het gaat om mensen voor wie de opvang in de samenleving momenteel niet goed is geregeld. We zouden goed moeten onderzoeken wie van hen het meest geholpen zijn bij terugkeer naar hun eigen land, om hen daarbij vervolgens te begeleiden, bijvoorbeeld door contact te leggen met ambassades of kerken in het land van herkomst.”
Stoffers pleit ervoor een speciale nachtopvang voor deze groep in het leven te roepen. „Als ze op straat verblijven, is het lastig hen te helpen. We zouden hun voor een periode van één of twee weken onderdak moeten bieden, om hun repatriëring goed te kunnen regelen.” De gemeente Den Haag doet inmiddels onderzoek naar de mogelijkheden.
Ook in de landen van herkomst moet iets gebeuren, stelt Stoffers. „Allereerst dient malafide werkbemiddelaars een halt worden toegeroepen. En het beeld dat in het Westen het werk voor het oprapen ligt en dat hier goed geld te verdienen is, moet bijvoorbeeld via de lokale overheden en kerken worden bestreden.”
Incidenteel helpt het Leger des Heils al Oost-Europeanen die willen terugkeren. Een paar keer per week is er een speciaal spreekuur voor Polen, zodat ze in hun eigen taal hun problemen kunnen bespreken. „Soms is het alleen nodig een ticket te regelen, in andere gevallen moet iemand eerst worden gemotiveerd om terug te gaan”, zegt afdelingsmanager Snel, terwijl hij via beeldschermen in zijn kantoortje nauwlettend in de gaten houdt wat er in het dienstencentrum gebeurt. „De sfeer is licht ontvlambaar.”
Voor Marek staat het na een periode van dakloosheid vast dat hij terug wil naar Polen. „Het is moeilijk voor mij om hier te zijn.” Hij is bezig zijn terugkeer voor te bereiden. Omdat hij geen paspoort heeft –„ik ben het verloren of het is gestolen”– moet hij eerst naar de ambassade. Wat hij bij terugkeer aan zijn familie gaat vertellen, weet hij nog niet. „Ze weten niet dat ik dakloos ben, ik moet iets verzinnen.”
In Polen verwacht hij vrij snel werk te vinden, bijvoorbeeld in de bouw. Maar als hij in de toekomst kans ziet in West-Europa meer te verdienen, zal hij zijn vaderland opnieuw achter zich laten. „Dan wil ik wel zeker weten dat ik hier werk krijg, door het zelf te regelen en niet op anderen te vertrouwen. Ik wil deze ellende niet nog een keer meemaken.”