Rust die EU-top uitstraalt is bedrieglijk
BRUSSEL – De eurozone heeft dringend behoefte aan kalmte. Op dat punt gaven de EU-regeringsaanvoerders met het verloop van hun top van de afgelopen twee dagen het goede voorbeeld aan de financiële markten. Toch valt niet uit te sluiten dat nieuwe stormen opsteken.
Gespreksstof, aan tafel en in de wandelgangen, was er genoeg. Wie echter verwachtte dat de politieke leiders zouden proberen met een daverend besluit de gemeenschappelijke munt veilig te stellen, kwam bedrogen uit. Wondermiddelen bestaan niet.
Het beraad leverde geen verrassingen op. Zo bleken de geesten vooralsnog niet rijp voor vergroting van het noodfonds en introductie van euro-obligaties. Wacht maar, tekende de Belgische kabinetschef Leterme bij het laatste onderwerp aan, op enig moment komt het er zeker van. Premier Rutte daarentegen: „Sommige vruchten rijpen zo lang dat je ze niet meer kunt eten.”
Geen dramatiek, geen geruzie, geen spannende nachtelijke onderhandelingen ditmaal. Rutte kreeg zijn zin.
„Het allerbelangrijkste is rust uit te stralen”, zei hij voor aanvang van de vergadering. Hij en zijn collega’s poogden verder vooral het beeld neer te zetten dat zij bereid zijn alles te doen wat noodzakelijk is om de gemeenschappelijke munt te redden. In de bewoordingen van de minister-president vrijdagmiddag: „Deze landen staan pal voor de euro.”
Wat betreft concrete maatregelen bleef het bij overeenstemming over een kleine aanpassing in het Verdrag van Lissabon.
Van Rompuy had als voorzitter zijn huiswerk goed gedaan, zijn voorstel vereiste niet veel discussie meer. De toevoeging van twee zinnen aan artikel 136 uit het op 1 december 2009 in werking getreden document baant de weg voor de invoering van een permanent noodfonds in 2013.
Begin dit jaar wilde Duitsland, de toonaangevende natie binnen de Unie, nog absoluut niets van weten van deze aanpak. Toen hamerde Merkel erop dat de spelregels zoals vastgelegd in ‘Lissabon’ niet toestonden om een land in problemen de helpende hand te reiken.
Toch werd uiteindelijk een reddingsmechanisme opgetuigd, zonder een juridische basis daarvoor en met een begrensde termijn.
In oktober liep de bondskanselier plotseling voorop met haar pleidooi om een beperkte verdragswijziging tot stand te brengen.
De draai in haar opstelling illustreert de ontwikkelingen in 2010. Er zat niets anders op. De omstandigheden dwongen ertoe. Zonder die souplesse zou het monetaire blok simpelweg uiteen zijn gespat.
Zeven keer zijn de regeringshoofden dit jaar bijeengeweest. Telkens weer domineerde de schuldencrisis de agenda. In februari, toen beleggers Griekenland steeds verder in het nauw dreven, dachten zij nog met een stevige verklaring het tij te kunnen keren.
Begin mei was de druk echter zo fors dat de eurodeelnemers met honderden miljarden aan garanties over de brug moesten komen voor eerst steun aan Griekenland en daarna voor eventueel soortgelijke operaties ten behoeve van andere partners. In november kreeg Ierland een pakket aan steunkredieten toegezegd.
De rust die de jongste top uitstraalde, is bedrieglijk. Het betekent in ieder geval niet dat de crisis langzamerhand tot het verleden behoort – 2010 was voor de eurozone een bewogen en hectisch jaar, 2011 zal waarschijnlijk niet anders zijn.
Om aan te sluiten bij het weer tijdens de EU-top: de dreiging van een sneeuwbaleffect houdt onverminderd aan. Ook Portugal ligt immers onder vuur van de markten, Spanje heeft het moeilijk en zelfs rond België hangt het risico van een verlies van het vertrouwen van investeerders.
De betrokken overheden betalen, in vergelijking tot Duitsland en Nederland, een hoge rente als zij op de kapitaalmarkt lenen. De noodzaak tot het vergroten van het stabilisatiefonds op enig moment, een stap waar de ECB en het IMF op aandringen, ligt in het verschiet.
Een dergelijke maatregel biedt echter geen blijvend soelaas. Er wordt alleen maar tijd mee gekocht.
Voor een structurele keer ten goede is het nodig dat landen hun publieke financiën drastisch saneren en dat de EU in de toekomst ontsporingen op dat terrein weet te voorkomen. Strikte handhaving van de spelregels en strenger toezicht vanuit Brussel op het nationale begrotingsbeleid zijn daarbij onvermijdelijk.