Opvoeden moet je durven
„Het lijkt wel alsof ouders van nu niet zonder hulpverlening kunnen opvoeden. Ik zie bij mijn eigen kinderen hoeveel moeite zij hebben in het omgaan met hun kinderen. Is de jeugd veranderd? Hoe komt het dat zo veel ouders met hun kinderen in de hulpverlening terechtkomen?”
Voor me staat een oma die mij aanschiet op een bijeenkomst. Zij weet zelf van vroeger heus wel hoe lastig kinderen kunnen zijn. Haar eigen kinderen waren bepaald geen lieverdjes. Ze heeft er een paar met een fiks temperament en omdat ze haar zestal snel op elkaar heeft gekregen, had ze haar handen meer dan vol. Maar dat van tegenwoordig… Ze ziet de zorgen om een kind dat dwars, ongeremd boos en moeilijk bereikbaar is. En rond de drukke en impulsieve kleinzoon die moeilijk in het gareel te houden is. Zonder hulp trekken ze het niet.
Deze oma heeft het niet over het feit dat veel kinderen tegenwoordig een etiket hebben, de diagnose van een stoornis. Nee, ze ziet de problemen in de gezinnen van haar kinderen en signaleert dat zij er soms bijna aan onderdoorgaan. Hoe komt dat? Wat is tegenwoordig anders dan vroeger?
We lopen mogelijke verklaringen na. Het leven is drukker geworden. Alles gaat sneller. Internet is een extra zorg. Er wordt meer van ouders en van kinderen geëist. Moeders hebben vaak meerdere taken: moederschap, huishouden, (vrijwilligers)werk. Kinderen zijn mondiger. Het rauwdouwen tijdens het buitenspelen om energie kwijt te raken is veelal ingeruild voor binnen spelen, al dan niet op de computer.
Achter al deze redenen ligt er nog één. Ouders voelen zich toenemend onbekwaam om op te voeden en schakelen sneller een professional in. Zoals ik onlangs las: de opvoeding professionaliseert. Dertien procent van de ouders belt een hulpverlener. Dit is in 60 procent van die gevallen terecht. De overige gezinnen die hulp vragen hebben geen specialistische zorg nodig. Wat ontbreekt is het percentage dat wel hulp zou moeten hebben, maar die niet zoekt.
Met veruit de meeste opvoeders gaat het dus goed. Toch is er een trend dat professionals vaker worden ingeschakeld. Niet omdat de kinderen anders zijn dan vroeger. Maar omdat de ouders het niet meer weten.
Hoe gelukkig moeten we zijn met deze ontwikkeling? Zijn ouders echt zo veel onwetender dan in de generatie van oma? Ik geloof hier niet zo in. Wat in ieder geval een verschil maakt, is dat oma vroeger teleurstelling incalculeerde en de lat niet te hoog legde. Zo nodig blies zij stoom af bij een bekende. En dan ging ze er weer tegenaan.
Onzekerheid van ouders van nu is lastig, zeker in combinatie met de afnemende tolerantie voor kinderen die net een beetje anders zijn. Ouders zitten met de handen in het haar als hun kind niet met de middenmoot meekomt. Het wordt minder geaccepteerd als kinderen afwijken en ouders voelen zich erop aangekeken. Dit ondermijnt het vertrouwen in de capaciteit om zelf hun kinderen op te voeden.
En toch zou dat zelf opvoeden juist weer meer moeten. Ook voor nu geldt dat ouders best wat in huis hebben en vaak meer kunnen dan ze denken. Maar durven ze daar ook op te vertrouwen? De bekende dr. Spock zei al dat ouders een gezond stuk eigen intuïtie hebben en daarop mogen afgaan. Wie kent het kind beter dan de ouder zelf? Over professional gesproken.
Ik denk dat ouders ver komen met een set basale regels die voor alle soorten kinderen goed zijn. Ik doel niet op de drie r’s van rust, reinheid en regelmaat. Zeker niet onbelangrijk, maar ik denk nu vooral aan de grondregels van opvoeden zoals grenzen stellen, speelruimte bieden aan het kind, complimenten geven als het goed gaat, voorspelbaar en duidelijk zijn en onvoorwaardelijke liefde laten blijken. Pietje die thuis de boel op stelten zette, wordt handelbaarder door duidelijke afspraken en door consequent belonen van goed gedrag. Ouders zaten zo in een negatieve vicieuze cirkel, dat ze die goede dingen niet meer zagen.
Wat is er tegenwoordig nodig? Ik denk dat kinderen vooral opgevoed moeten worden. En ouders die het even niet meer weten, kunnen bemoedigd worden in hun rol als opvoeder. Recent hoorde ik opnieuw een pleidooi voor de verplichte opvoedcursus voor alle ouders. Dit is mij een stap te ver, omdat dit per definitie uitgaat van een onmachtige ouder. Toch ben ik de laatste om te zeggen dat opvoedingsondersteuning onverstandig is. Ik werk er graag aan mee. En niet zelden is zo’n avond ook voor mijzelf tot opscherping en ga ik vol goede voornemens huiswaarts. Opvoeden moet je durven.
De auteur is psychologe en moeder van een zoon van 12 jaar en twee dochters van 17 en van 18. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl