Ellen over service
Onlangs legden wij een eikenhouten vloer. Hij ligt er prachtig bij, maar er moet nog wel iets beschermends op. En dan het liefst iets wat niet glimt en wat er niet uitziet als plakplastic. Na veel zoeken en een heleboel geprobeer krijgen wij van een kennis het adres van een knusse winkel in de hofstad. Een winkel die zich, zo leert de website ons, al sinds 1890 bezighoudt met verf.
Wij erheen.
De winkel heeft een vriendelijke pui met een deur in het midden en een winkelbel. De winkelier draagt een wijnrood jasschort waarachter hij een forse buik verstopt.
Wij leggen uit wat we willen en wat niet.
Hij knikt. Hij snapt het. Logen en zepen, zegt hij. En dan moeten we loofhoutloog nemen, want een eikenboom heeft blaadjes. „Als je naaldhoutloog neemt, wordt je vloer zwart en dat moet je willen. Er kwam hier een keer een architect en die vond dat heel mooi, maar ik denk niet dat jullie dat zoeken. Nee. En daarna ga je zepen. Drie keer, maximaal. En als je ’m dan nog te stroef vindt, doe je het gewoon nog een keer.”
De winkelbel klingelt. Er stapt een man binnen met een berenmuts op.
„Ja, je maakt een keuze, hè? Kijk, het is natuurlijk wel zo dat je vloer iets kwetsbaarder is dan wanneer je ’m oliet of lakt, maar als je niet elke dag pannenkoeken in de lucht gaat gooien met je koekenpan, is het prima te doen. Regelmatig even zepen en je bent weer klaar. En het mooie is, bevalt het je niet, dan maak je ’m een keer goed schoon en kun je altijd nog lakken. Of oliën. Net wat je wilt. En dit is een natuurproduct hè, ja, dat is leuk spul hoor.”
De berenmuts scharrelt rond en humt wat.
De winkelier pakt een lap en smeert het door ons meegenomen proefplankje in met loog. „Kijk zo. Je kunt het ook gewoon met een flinke roller doen hoor. Steek je er een bezemsteel in, hoef je niet 50 vierkante meter in kikkerzit door het huis. Dus dan gaat hij met een roller over de vloer en dan loopt zij erachteraan met zo’n Swifferding om de restjes op te vegen.”
Wij vinden de winkelier hoe langer hoe vertrouwenwekkender en als tijdens zijn uiteenzetting de loog al helemaal is opgedroogd (já, mat!), zijn we overstag. Voor de prijs hoeven we het al helemaal niet te laten.
De berenmuts waagt inmiddels een interruptie. „Sorry, tot hoe laat bent u eigenlijk open? Tot vijf uur?” „Ja hoor”, zegt onze winkelier vriendelijk. „Tot vijf uur. Da-ag.”
Het winkelbelletje klingelt, maar wij houden z’n volle, onverstoorbare aandacht. Die komt wel terug, denkt hij. En wij denken dat ook. Want als je goede service biedt, wat heb je dan te vrezen?
Niks.