Dr. Annechiena van Veen-Vrolijk: Onder de vleugels van de Almachtige

Ze staat pal voor de klassieke opvattingen over de betrouwbaarheid van de Bijbel als het Woord van God en spendeert wekelijks vele uren aan Schriftonderzoek. Hoe voorkomt dr. Annechiena van Veen-Vrolijk (64), medewerker van de Studiebijbel en docent Oude Testament aan de Christelijke Hogeschool Ede, de tekst te lezen zonder oog voor het goddelijke gezag ervan? „Het overkomt me meer dan eens dat ik bij een woord stil houd en denk: Wat mooi, wat rijk; hoe heerlijk is Uw Woord.”

Ben Tramper
10 December 2010 10:56Gewijzigd op 14 November 2020 12:51
Dr. Annechiena van Veen-Vrolijk. Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. Annechiena van Veen-Vrolijk. Foto RD, Anton Dommerholt

Langzaam maar zeker komt het gras van het weilandje achter haar huis in de bosrijke omgeving van Elspeet, waar ze ruim een jaar geleden met haar man, zoon en ouders neerstreek, weer tevoorschijn. De witte ijskorst die eroverheen ligt, smelt dankzij de hogere temperaturen stukje bij beetje weg. Komend voorjaar wil dr. Van Veen-Vrolijk er enkele dieren op houden. Dieren uit de Bijbel, voegt ze eraan toe. Schapen, ezels. En een Argentijnse lama. „Ik weet al waar ik die kan aanschaffen.”

De lama moet de herinnering levend houden aan de vele jaren die Van Veen-Vrolijk in Argentinië verbleef. Als kind van zes verhuisde ze naar de pampa’s van het Zuid-Amerikaanse land; haar vader bouwde er een nieuw bestaan op. Medio jaren zeventig keerde ze terug naar Nederland. Aan de Universiteit Leiden voltooide ze haar studie Semitische talen. Daarna ging ze als docente Hebreeuws en Oude Testament aan de slag bij diverse Bijbelscholen.

Bent u Argentijnse?

„Nee. Ik heb de Nederlandse nationaliteit. Maar ik beschik wel over een Argentijns identiteitsbewijs. Vanwege het feit dat ik er ruim twintig jaar heb gewoond, voel ik me wel echt Argentijnse.”

Wat betekent dat?

„Telkens als ik er kom, is het voor mij alsof ik nooit ben weggeweest. Ik heb er mijn vrienden en geestelijke familie. Dat geeft mij het gevoel dat Argentinië mijn thuis is.”

Is het verschil in temperament tussen de Argentijnen en de Nederlanders groot? Prins Willem-Alexander heeft ooit gezegd dat de Argentijnse warmbloedigheid en hartelijkheid hem zeer aanspreken.

„Argentijnen zijn in het algemeen genomen erg spontaan en extravert. Kijk maar naar prinses Máxima, afkomstig uit de Argentijnse elite. Als zij naar mensen zwaait, komt ze op mij uitbundig en spontaan over.

Nederlanders zijn introverter, al is het niet zo erg als mensen in Zuid-Amerika denken. Bij hen heerst het beeld dat wij uitermate bedachtzaam, ingetogen en gesloten zijn. Komen vrienden van me op bezoek in Nederland, dan zeggen ze vaak dat het niet zo erg is als ze hadden gedacht.”

Bent u extravert?

„Ik denk het wel. Ik ga graag met mensen om, houd ervan gesprekjes aan te knopen. Vooral lesgeven vind ik een geweldige vorm van communiceren. Maar ik kan ook, als ik me ergens niet op m’n gemak voel, heel gesloten zijn.

Tot op zekere hoogte wil ik mij graag aanpassen aan de manier van leven in Nederland. Wat ik in Argentinië niet zal doen, doe ik in Nederland met een gerust hart, en omgekeerd. Zo begroeten leden van Argentijnse gemeenten elkaar aan het begin of einde van de eredienst vaak met een kus. Dat zie ik in Nederland niet snel gebeuren.”

Vindt u dat wel wenselijk? Paulus schrijft erover in de Romeinenbrief.

„Nou, nee, het moet wel bij de volksaard passen. De gemeenten die ik meestal in Argentinië bezoek, tellen gemiddeld vijftig tot enkele honderden leden. Mensen kennen elkaar. Wat ik wel op prijs zou stellen, is dat je elkaar begroet en de mensen naast je een hand geeft. Ik maak wel diensten mee waarbij de mensen in de bank niet eens opkijken als je naast hen plaatsneemt. Dat ervaar ik niet als plezierig.”

U bent in Argentinië na de middelbare school en de kunstacademie begonnen aan de studie klassieke talen, en dat vanwege uw wens om de Bijbel in de grondtaal te kunnen lezen. Waarom wilde u dat zo graag?

„Omdat ik altijd al iets met talen heb gehad. Ik houd van taal. Daarnaast had ik liefde tot het Woord van God gekregen. Ik was zestien jaar toen ik tot geloof kwam en mij aansloot bij een zeer behoudende, evangelische gemeente in La Plata, de stad waarin ik studeerde. Toen dacht ik: Als ik nu de Bijbel in de grondtaal kan lezen, dan kom ik veel meer te weten over Wie God is dan wanneer ik het Woord in het Spaans of m’n moedertaal lees.”

Bracht de studie u wat u ervan verwachtte?

„Nee, achteraf gezien moet ik zeggen dat die gedachte nogal naïef was. Kennis van Hebreeuws en Grieks helpt mij wel om de tekst grondig te bestuderen. Maar om God als Almachtige, Schepper en Vader van onze Heere Jezus Christus te leren kennen, is de verlichting van de Heilige Geest nodig. Die gebruikt het Woord, in de grondtaal of niet. Overigens ben ik in Leiden geswitcht van de studie klassieke talen naar die van de Semitische talen, met Hebreeuws als hoofdvak.”

Schrijfster Franca Treur kwam tijdens haar studie in Leiden tot de conclusie dat de Bijbel niet meer is dan een groot verhalenboek, een van de vele onder de oud-oosterse religies. Herkent u haar gedachtegang?

„De confrontatie met Schriftkritische opvattingen is voor mij erg herkenbaar. Ik moest allerlei theorieën leren over de bronnen en de redactie van de Bijbelboeken. Die heb ik serieus bestudeerd, maar dat heeft er nooit toe geleid dat ik ging twijfelen aan de betrouwbaarheid van het Woord van God.

Ik stelde mijzelf eerder de vraag hoe ik er adequaat op kon reageren. Zo werd ons verteld dat het boek Genesis bestaat uit materiaal van diverse bronnen. Dat zou onder meer blijken uit het voorkomen van verschillende Godsnamen: JHWH duidt op een bron, Elohim op een andere. Ik geloofde daar niets van. Meer oud-oosterse teksten gebruiken bovendien voor één en dezelfde god diverse namen. Zo vreemd was het dus niet dat dat ook in Genesis gebeurt.”

Hoe verklaart u het dat u de golf van Schriftkritiek over u heen liet komen, terwijl de ander erdoor werd meegesleurd?

„Dat is geen verdienste van mijzelf, dat schrijf ik alleen maar toe aan Gods genade. In alle voorzichtigheid zeg ik erbij: Mogelijk heeft het te maken met je basisverhouding tot het Woord. Ik was ervan doordrongen dat de Bijbel het Woord van God was, waarin Hij Zich aan mij bekend had gemaakt. Ik leefde eruit, ik wilde het daarom ook niet van me laten afnemen.

De Bijbel vermeldt zaken die wij alleen maar in het geloof kunnen aanvaarden. Neem de profeet Jesaja. Uiteraard valt er veel te zeggen over de argumenten voor en tegen de datering en de eenheid van het boek. Maar als je ervan uitgaat dat hij leefde in de achtste eeuw voor Christus én dat zijn profetieën ook gaan over latere periodes, dan kun je maar één conclusie trekken: Jesaja spreekt in profetische dimensies. Dat te aanvaarden, dat is een kwestie van gelovig buigen voor de Schrift.

Hetzelfde geldt voor Jona in de vis. Er zijn biologen die op basis van onderzoek aangeven dat het mogelijk is dat een mens enige tijd in een vis kan doorbrengen. Dat is natuurlijk prachtig, maar het gaat om het Godswonder. Je moet het geloven.”

Houdt u het voor mogelijk?

„Vast en zeker. Vraag me niet hoe het kan, maar ik geloof het omdat het er staat en de Heere Jezus Zelf deze geschiedenis bevestigt.”

En wat als iemand dat niet gelooft, maar zonder te willen afdoen aan de boodschap zegt dat het om een verhaal gaat?

„Dan moet hij dat wel heel goed onderbouwen.”

Doet hij de Schriften geweld aan?

„Ik denk van wel. Alleen al als ik het bekijk vanuit literair perspectief. Jona begint met: Het Woord van de Heere kwam tot Jona. Dat is een uitdrukking die duidt op een historische gebeurtenis.”

Hoe belangrijk is een zo letterlijk mogelijk lezen van de Schrift?

„Niet alles kan letterlijk worden opgevat. Als Jezus Zichzelf vergelijkt met het Brood des levens, dan is het natuurlijk helder dat Hij beeldspraak gebruikt. Maar dat geldt niet voor Jona, ook niet voor Job. De Schrift zelf geeft aan dat deze boeken niet als fictief moeten worden gelezen. Voor wat betreft Job: zowel in Ezechiël 14 als Jacobus 5 wordt een verwijzing naar hem gemaakt. Jacobus spreekt over Job als een historische persoon en bemoedigt ons met zijn voorbeeld van volharding.

Als je Job niet letterlijk neemt, doe je niet alleen de Schrift tekort, maar ook Gods daden in de geschiedenis. De consequenties zijn ernstig, bijvoorbeeld op pastoraal terrein. Hoe kun je vanuit dit boek troost bieden aan lijdende mensen als je tegelijkertijd zegt dat Job niet echt heeft bestaan? Wat heb je aan een legendarische Job?”

Hoeveel zorgen maakt u zich over het tanend Schriftgezag in de gereformeerde gezindte?

„Ik ken veel mensen die zich onderwerpen aan de Bijbel. Zij erkennen de goddelijke oorsprong en inspiratie ervan en beseffen dat de Schrift de kenmerken van God Zelf draagt: Zijn heiligheid, Zijn absolute gezag. Dat wil ik voorop stellen.

Maar ik heb ook zorg. Zeker de eeuwen na de verlichting dreigt het gevaar dat mensen zichzelf autonoom zien en daardoor zichzelf boven de Schrift plaatsen. Dat is een punt waar wij alert op moeten zijn.”

U bent zelf vele uren per week bezig met vertaalwerk voor de Studiebijbel. Hoe groot is het risico eerbied voor de tekst te verliezen door er beroepshalve aan te werken?

„Wat betekent dit woord? Welke vertaalmogelijkheden zijn er? Hoe is de opbouw van de tekst? Dat zijn allemaal vragen die spelen bij het vertaalwerk. Ik moet zeker waken voor een al te technische houding. Steeds heb ik het nodig dat ik erbij bepaald word: Je bent bezig met het Woord van God.

Vaak ontstaat de verwondering min of meer vanzelf. Het overkomt me meer dan eens dat ik bij een woord stil houd en denk: Wat mooi, wat rijk; hoe heerlijk is Uw Woord.”

U hebt in 2003 een proefschrift geschreven over Ruth. Wat zou u deze Bijbelse vrouw willen vragen?

„Op de grens met Moab heeft zij aan Naomi haar indrukwekkende belijdenis gedaan: „Uw God is mijn God, uw volk is mijn volk.” Kennelijk had Naomi niet alleen een bittere kant, maar sprak ze ook goed over de God van Israël. Ik zou Ruth willen vragen: Wat heb je gehoord van Naomi? Hoe ben je tot je geloofsovertuiging gekomen?

Ruths getuigenis komt Boaz ter ore. Hij wordt er diep door geraakt. Dat blijkt uit het tweede hoofdstuk. „Ik weet dat je alles hebt verlaten”, zegt hij, „om te schuilen onder de vleugels van de God van Israël.” Die woorden treffen mij telkens weer. Ze doen mij denken aan wat Psalm 91 zo mooi zegt: „Die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal overnachten in de schaduw van de Almachtige.” Dat is de ervaring van Ruth geweest, dat is de ervaring van allen die op God vertrouwen.”


Levensloop dr. Van Veen-Vrolijk

Dr. Annechiena van Veen-Vrolijk (Amsterdam, 1946) studeerde onder andere Semitische talen en culturen aan de Universiteit Leiden en archeologie aan de universiteit van Jeruzalem. Zij promoveerde in 2003 op een onderzoek naar de oudste Sefardisch-Joodse vertalingen van het boek Ruth.

Dr. Van Veen-Vrolijk werkt als docente Oude Testament en Hebreeuws aan de Christelijke Hogeschool Ede. Ook is zij werkzaam bij het Centrum voor Bijbelonderzoek in Veenendaal, uitgever van de Studiebijbel. Zij heeft als vertaalster meegewerkt aan de Herziene Statenvertaling. Van Veen-Vrolijk is gehuwd en moeder van één zoon.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer