Buitenland

Eerste toetsingsconferentie verdrag chemische wapens afgerond

In Den Haag is afgelopen vrijdag de eerste toetsingsconferentie van het Verdrag tegen Chemische Wapens gehouden, die op 28 april begon. Het ging om de eerste toetsingsconferentie van een verdrag dat de meest vergaande instrumenten heeft om het bezit van massavernietigingswapens tegen te gaan. Het is een goed voorbeeld voor andere verdragen die deze wapens willen uitbannen.

Drs. W. Schneider
12 May 2003 09:52Gewijzigd op 14 November 2020 00:18

Tijdens zijn openingstoespraak gaf minister De Hoop Scheffer vorige week in Den Haag aan dat dit verdrag niet los kan worden gezien van twee andere verdragen, het Non-proliferatieverdrag (NPV) en het Verdrag tegen Biologische Wapens (BW). Het NPV poogt de verspreiding van kernwapens tegen te gaan, het BW wil het bezit, gebruik en verspreiding van biologische wapens aan banden te leggen.

Dat de Nederlandse minister een toespraak hield, is niet toevallig. In Den Haag is namelijk de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) gevestigd. De OPCW houdt zich bezig met de uitvoering en de naleving van het wapenverdrag.

Het Verdrag tegen Chemische Wapens trad op 29 april 1997 in werking. Inmiddels hebben 151 landen het verdrag ondertekend. Dat zo veel landen het verdrag hebben ondertekend, heeft wellicht te maken met de vele slachtoffers die deze wapens hebben gemaakt. De aanval bij het Belgische Ieper op 22 april 1915 is het sprekendste voorbeeld: bij een Duitse gifgasaanval vielen binnen een halfuur 20.000 doden en gewonden.

Deze verschrikkelijke gevolgen spoorden regeringen aan tot het opstellen van het protocol van Genève uit 1925, dat een volkenrechtelijke basis biedt voor het verbod op productie, gebruik en verspreiding van chemische wapens. Het protocol heeft tekortkomingen: het heeft geen afdoende antwoord op de productie van chemicaliën die zowel voor civiele doelen als voor oorlogsdoelen te gebruiken zijn.

Het gebruik van chemische wapens in de Iraaks-Iraanse oorlog, de mogelijke inzet van chemische wapens door Zuid-Afrikaanse troepen in Mozambique, tijdens de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan en tijdens de burgeroorlog in Sudan droegen bij tot een klimaat waarin men bereid was het verdrag te ondertekenen.

In vergelijking met het NPV en het BW heeft het Verdrag tegen Chemische Wapens voordelen. Zo staat het NPV toe dat een beperkt aantal landen (voorlopig) kernwapenstaat blijft. Het Verdrag tegen Chemische Wapens legt daarentegen gelijke rechten en plichten op aan alle leden, ongeacht of zij wel of geen chemische wapens produceren. De ondertekenaars verplichten zich ertoe hun voorraden binnen tien jaar te vernietigen. Deze termijn kan eventueel met vijf jaar worden verlengd. Het NPV is in dit opzicht veel vager.

Artikel 6 van het NPV zegt dat de ondertekenaars ernaar zullen streven via onderhandelingen te komen tot stopzetting van de nucleaire wapenwedloop en tot nucleaire ontwapening. Termijnen ontbreken hierbij. Het nadeel is dat enkele landen dergelijke termijn zullen overschrijden. Met name is dat met Rusland het geval. De Russische Federatie ligt achter op het schema en is het zelfs de vraag of zij in 2012 haar voorraad vernietigd zal hebben.

De Russen stellen dat de internationale gemeenschap een grotere financiële bijdrage moet leveren, omdat vernietiging van deze voorraden in het belang van alle landen is. De toetsingsconferentie was voor Moskou een gelegenheid voor dit punt nog eens extra aandacht te vragen.

Het Verdrag tegen Chemische Wapens heeft, in tegenstelling tot het BW, een uitgebreid en indringend controlesysteem. De OPCW, belast met de uitvoering van het verdrag, heeft inspectieteams die routinematige inspecties voeren. Dat betekent dat de teams chemische faciliteiten bezoeken. Ze zijn vooraf aangekondigd.

Het doel is te controleren in hoeverre er op deze locaties chemicaliën aanwezig zijn die volgens het verdrag verboden zijn. De praktijk heeft geleerd dat de inspecteurs bij deze bezoeken in hun bewegingsvrijheid kunnen worden beperkt. Soms krijgen ze niet alle informatie die zij wensen. Verder heeft het OPCW vanwege financiële problemen in 2001 slechts 200 van de 293 geplande inspecties kunnen uitvoeren.

Verder kent het Verdrag tegen Chemische Wapens uitdaginginspecties. Zo’n inspectie gebeurt op aanvraag van een verdragsstaat die een andere staat verdenkt van schending van een verdragsbepaling. Blijkt deze verdenking gegrond te zijn, dan kunnen er collectieve maatregelen worden genomen. Tot nu toe is een dergelijke inspectie nog nooit uitgevoerd.

De Verenigde Staten hebben het vermoeden geuit dat Iran het verdrag schendt. Ze vroegen niet om een uitdaginginspectie. De Amerikaanse regering heeft het blijkbaar niet aangedurfd omdat zij boter op haar hoofd heeft. Ze heeft namelijk zelf de mogelijkheid op grond van nationale wetgeving zo’n inspectie te weigeren.

Volgens het verdrag kan een verdragsstaat op elk moment een uitdaginginspectie aanvragen. Ze wordt uitgevoerd tenzij driekwart van de uitvoerende raad van de OPCW hiertegen is. Sommige landen menen dat een verdragsstaat pas een uitdaginginspectie kan aanvragen wanneer alle andere middelen zijn uitgeput. Met deze interpretatie wordt een restrictie gesteld aan een belangrijk controlemiddel. Dat was zeker niet de bedoeling van de opstellers van het verdrag.

Belangrijk is dat de overige niet-ondertekenaars tot het verdrag toetreden en bekrachtigen. Dan gaat het met name om landen in het Midden-Oosten (Libië, Syrië en Israël) en vooral Noord-Korea. De resultaten van de eerste toetsingsconferentie kunnen hiertoe een aansporing zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer