Over daders en slachtoffers gesproken
Misdaadprogramma Blauw zoekt tips of verhalen van Amsterdammers die te maken kregen met politie of justitie. Op 12 oktober werd een reportage uitgezonden van een date die eindigt in een nachtmerrie. Het is het tragische verhaal van de 38-jarige Abdoul, die via een datingsite in een val loopt. Abdoul wordt beroofd en neergestoken. Zijn verwondingen zijn zo zwaar dat hij niet meer kan lopen en werken.
Extra heftig is het feit dat de dader wordt vrijgelaten, ondanks een eis van negen jaar. Abdouls verhaal is ook het relaas van iemand die zich door justitie in de steek gelaten voelt. Zijn advocaat mr. R. Korver uit stevige kritiek op justitie: „Meneer wordt niet eens gebeld door justitie als verdachte wordt vrijgelaten. Wij vragen om het dossier, dat krijgen we niet. Meneer heeft niet het gevoel dat hij serieus genomen wordt.” Korver vraagt zich af wie nu eigenlijk de klant is van justitie. „Is dat de verdachte of is dat het slachtoffer? Ik zou menen dat de klant van justitie het slachtoffer behoort te zijn. Díé zou moeten worden bediend, en niet de verdachte.”
De opmerkingen van de Amsterdamse advocaat raken het hart van een debat dat de laatste jaren in Nederland wordt gevoerd over de rol van slachtoffers in het strafproces. Volgens Korver, die gisteren ervoor pleitte dat een waarheidscommissie het seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk onderzoekt, is de positie van slachtoffers veel te zwak. Ze zouden meer rechten moeten krijgen. In zijn pleidooi staat hij niet alleen. Vorig jaar werd een Burgercomité tegen Onrecht opgericht, aangevoerd door Joost Eerdmans, wethouder in Capelle aan den IJssel. Het comité stelt allerlei maatregelen voor om de positie van slachtoffers te versterken.
Nu is deze al sterker geworden. Sinds 2005 hebben slachtoffers of nabestaanden het recht om mondeling hun verhaal te doen in de rechtszaal. Daarmee kan men uiting geven aan de gevolgen die bijvoorbeeld een moord op een geliefde heeft gehad. Per 1 januari treedt de Wet versterking positie van het slachtoffer in werking. Daarmee krijgen slachtoffers nieuwe rechten toegekend, zoals het recht op informatie over de procedure en het recht op het toevoegen van stukken aan het procesdossier.
Hoe komt het dat de positie van slachtoffers traditioneel zo zwak is, terwijl daders veel sterkere rechten hebben? Criminoloog J. J. M. van Dijk schreef daarover in zijn studie ”Slachtoffers als zondebokken” (uitg. Maklu, 2008). Van Dijk, een van de oprichters van Slachtofferhulp Nederland, betoogt dat het christelijk denken over vergeving ervoor gezorgd heeft dat slachtoffers zijn gemarginaliseerd. „Er is weinig reden slachtoffers een positie te geven in het strafproces indien van hen op voorhand wordt verwacht dat zij hun zondaren vergeven. Indien het slachtoffer vergevingsgezind is, voldoet hij aan zijn christenplicht maar heeft hij in het strafproces weinig te zoeken.”
Van Dijk heeft oog voor de genezende kracht van vergeving, maar onder voorwaarden. „Vergeving kan het slachtoffer helpen het misdrijf van zich af te zetten. Vergeving kan voor hen een afronding zijn. Het kan de dader helpen bij integratie. Vergeving en verzoening zijn dus ongetwijfeld hoogstaande en nastrevenswaardige idealen. Ze mogen echter niet als morele plicht aan slachtoffers worden opgelegd en dus ook niet de inzet vormen van door de overheid gearrangeerde ontmoetingen.”
Sterk punt is zijn analyse van de ‘slachtofferrol’. Vaak worden slachtoffers als zielige, kwetsbare personen bejegend. Onterecht, laat hij zien aan de hand van (onder andere) de Oostenrijkse Natascha Kampusch, die vanaf haar tiende jaar in een kelder was misbruikt maar zich naderhand profileerde als een zelfbewuste, krachtige vrouw. De wet die op 1 januari in werking treedt zal geen eindpunt zijn. Duidelijk is dat het ‘slachtoffer van de toekomst’ toegroeit naar een eigen positie. Met Van Dijk: „De emancipatie van het slachtoffer tot volwaardige procespartij is nog maar net begonnen.”
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl