Hemelse gerichtheid veroorzaakt matheid onder christenen
Veel christenen reduceren het geloof tot een heilsweg naar de hemel. Dit werkt matheid in de hand, stelt Dirk van Schepen MA.
Veel christenen lijden aan matheid. Ik denk aan christenen voor wie de preek van zondagochtend wel „waar” is, maar die zich afvragen wat die waarheid voor betekenis heeft voor het leven van elke dag. Ik denk aan christenen die moeite hebben met het slaan van een brug tussen hun geloof en hun werk. Ik denk aan christenen die eerlijk constateren dat ze wel erg op hun ongelovige buren lijken, en zich afvragen waarin ze nu anders zijn. Ik denk ten slotte aan de kerkverlating. Onze matheid krijgt dan bijna de vorm van verslagenheid: hoe kan het dat zo veel voormalige kerkgangers geen betekenis meer hechten aan het geloof en aan de kerk?
De eerste oorzaak van matheid ligt in de reductie van het geloof tot het aanhangen van een bepaalde verzameling uitspraken. Veel christenen zien het geloof enkel als het onderschrijven van een bepaalde formule, die hun positie in het hiernamaals veiligstelt. Het gevaar hiervan is dat het dan enkel gaat om het aannemen van bepaalde cognitieve uitspraken. Wanneer wij deze ‘set overtuigingen’ hebben onderschreven, menen we de waarheid in pacht te hebben, en daarmee klaar te zijn. We vinden deze uitspraken zo belangrijk dat we ze angstvallig bewaren en bewaken. We plaatsen onze verworven waarheid in een schatkist, met een slot erop.
Begrijp me goed, ik deel de inhoud van deze overtuigingen, maar onze goede bedoelingen schieten door. Velen hebben van het geloof enkel een kenniskwestie gemaakt, die niet verbonden is met het gewone leven. De geloofswaarheid kan ons niet meer verrassen, en heeft ons daardoor eigenlijk ook niet zo veel meer te zeggen. Vragen stellen is ook niet meer nodig, sterker nog, iemand die geen genoegen neemt met onze snelle antwoorden, maakt zich al snel verdacht. Laten we ervoor oppassen dat christenen alleen maar ja hoeven te knikken op wat de dominee aanreikt. Zo’n passieve houding is niet vruchtbaar voor een levend geloof. Christenen bezitten de waarheid niet, ze wandelen erin.
De Waarheid is vlees geworden, het Woord heeft onder ons gewoond. Mensen konden Jezus aanraken, met Hem van gedachten wisselen, met Hem debatteren. Daarmee werd de Waarheid niet anders, Hij veranderde niet, maar daarmee werd Hij wel onderdeel van onze wereld, van ons leven. De Waarheid betrok onze context en kon zo tot betekenis voor ons worden. Juist in onze worsteling, in ons vragen stellen, in ons leven, krijgt de Waarheid betekenis. En als het echt waarheid is, en dat geloven we, dan hoeven we niet bang te zijn dat het mis gaat. God is niet afhankelijk van onze bescherming.
Wederkomst
De tweede oorzaak van de matheid ligt in het feit dat wij de relevantie van het geloof reduceren tot het hiernamaals. Deze wereld zien we slechts als voorportaal tot de eeuwigheid. Het leven op aarde heeft voor veel gelovigen alleen zin als plaats waar je wel of niet je eeuwigheidspositie veiligstelt. Begrijpt u mij goed. Ik wil niets afdoen aan de waarheid van het hemels perspectief. Maar er is meer. Als christenen zich zo beperken, doen ze het christelijk geloof tekort. Het kruis is het beginpunt, onmisbaar, maar het is niet het eindpunt. Het kruis is het begin van onze weg achter Christus aan, een levensweg op deze aarde.
Dat we met ons geloof al te veel in de hemel zitten, laat zich met voorbeelden duidelijk maken. Ik kom studenten tegen die het nut van een beroepsopleiding niet zien, omdat de wederkomst aanstaande is. Als christen hoeven ze geen toekomstplannen te maken, hoeven ze niet te leren, ze zitten alleen nog ‘gelovig’ de tijd uit.
Wij hebben Gods roeping voor ons leven ingeperkt, en dat roept de vraag op of wij niet te veel afscheid hebben genomen van de wereld, terwijl we enkel afscheid moeten nemen van de wereldse machten. Als het leven op deze aarde alleen maar zin heeft met betrekking tot het veiligstellen van onze verblijfsplaats in de eeuwigheid, en als christelijk werk alleen maar het zielen winnen voor de eeuwigheid is, hebben wij christenen de wereld verder tot zinloos verklaard. Als de wereld en ons bestaan daarop in zichzelf zinloos zijn, is matheid het logische gevolg. Het enige wat wij dan moeten doen, is onszelf veilig opbergen in een hoekje van het bestaan, ervoor wakend dat we rein blijven, opdat we ons hemelse plekje niet verspelen.
De oorzaak van deze matheid ligt bij ons zelf, bij onze beperkte invulling van onze christelijke roeping. Wat we nodig hebben om een geïnspireerd christelijk leven te leiden, is een scheppingsperspectief. Natuurlijk hebben christenen ook een hemels perspectief, maar het christelijk leven begint op deze geschapen werkelijkheid. Dit scheppingsperspectief is nodig om zicht te krijgen op onze aardse roeping. Net als de eerste geschapen mens, Adam, zijn we geroepen tot cultuur maken.
De auteur is docent aan de Christelijke Hogeschool Ede en gastdocent aan de Evangelische Hogeschool. Dit artikel is het eerste deel van de lezing die hij gisteren hield op het symposium ”Gans anders” in Amersfoort.