Ruud van Eijle (World Vision): Strijden voor gerechtigheid
Zijn talrijke ontmoetingen met de allerarmsten der aarde en de lijdende kerk hebben hem nooit aan het twijfelen gebracht aan wat hij ziet als de kern van zijn geloof, de goedheid en almacht van God. Het tegendeel is het geval, zegt Ruud van Eijle (55), aankomend directeur van de christelijke hulporganisatie World Vision Nederland. „Gods handelen is vaak ondoorzichtig, Zijn opdracht tot weldoen niet.”
Hij ging twee jaar geleden, tijdens een werkbezoek door Tanzania, een uitdaging aan die typerend is voor zijn karakter: de beklimming van de Kilimanjaro, met 6000 meter de hoogste berg van Afrika. Na drie dagen bereikte hij de top. Afgepeigerd. Maar het adembenemende uitzicht compenseerde veel. Het staat Van Eijle in het geheugen gegrift.
Wat ging er door u heen?
„Verwondering over de grootheid van God. Voor ons is het een enorme inspanning om zo’n berg te beklimmen. Op wereldschaal gezien is het slechts een bultje. Ik bedacht me hoe God alles in de schepping op maat heeft gesneden. De lucht is op die hoogte zo ijl en bevat zo weinig zuurstof dat we het er onmogelijk lang kunnen uithouden. Op de laag waar wij wonen, zijn de natuurkundige verhoudingen precies goed.”
Is zo’n beklimming typerend voor uw doorzettingsvermogen?
„Mensen in mijn omgeving noemen mij een doorzetter, absoluut. Ik geef niet snel op. Onderweg naar de top heb ik me vele malen afgevraagd: Moet je niet terug? Waarom stop je er niet mee? Je bent met jezelf in gevecht. Het komt erop aan het doel scherp voor ogen te stellen. Alleen dan ben je in staat een volgende stap te zetten.”
Het beeld van de pitbull – past dat bij u?
Lachend: „Nou, nee. De metafoor van de bergbeklimmer past beter bij me: hij is niet bang om zich in te spannen en ervoor te gaan, maar doet zijn werk wel met beleid en precisie.”
Hoe moeilijk is het voor u een probleem onopgelost los te laten?
„Als er zorgen zijn, kun je twee dingen doen: weglopen of je schouders eronder zetten. Dat laatste ligt mij. Dat is geen verdienste, dat zit gewoon in me. Maar ik besef wel: samenwerking met andere mensen is belangrijk. En boven dat alles uit gaat het gebed om wijsheid en genade.
Ik kan mij met hart en ziel voor een missie inzetten. Maar gelukkig kost het me geen moeite iets los te laten. Soms neem ik een beslissing waarvan ik op voorhand weet dat de gevolgen groot zijn, hoewel ik niet precies kan voorzien hoe alles uitpakt. Hoe goed je ook je best doet en hoe verstandig je ook handelt, we zijn maar beperkte mensen. Daarom komt het aan op vertrouwen in God en Zijn leiding.”
U hebt in het verleden als directeur van Open Doors veel ontmoetingen gehad met mensen uit de vervolgde kerk. Welke staat u het meeste bij?
„Bijna twintig jaar geleden had ik tijdens een conferentie in Pakistan een gesprek met de Iraanse voorganger Haik Hovsepian. Die man heeft op mij een onuitwisbare indruk gemaakt. Als hij sprak, sprak hij met gezag. Elk woord van hem was met zout besprengd.
Hovsepian voerde in Iran campagne voor een ex-moslim die vanwege zijn bekering tot het christendom in de gevangenis zat. Drie maanden na onze ontmoeting hoorde ik dat hij om het leven was gebracht. Vermoord. Dat ging mij door merg en been.
Ik heb de begrafenis bijgewoond. Halverwege de dienst werd een fragment van een bandje met daarop een van zijn preken afgespeeld. Hij liet weten bereid te zijn te sterven voor de Naam van Christus. Toen zijn stem over de begraafplaats klonk, waren velen in tranen en tot in het diepst van hun hart geraakt. Het was onvergetelijk.”
Wat leerde u van hem en anderen die omwille van het geloof worden vervolgd?
„Hoe belangrijk het is dat wij een zoutend zout zijn in de samenleving. Welke waarde hebben onze activiteiten in het licht van de ernst van de eeuwigheid? We kunnen ons als christenen van het Westen druk maken over van alles en nog wat. Allerlei bijzaken. Dan lijkt het alsof er een huis in brand staat, terwijl wij staan te ruziën over de vraag wie het vuur mag blussen.
In de loop der jaren is het mij opgevallen hoezeer kerken die worden verdrukt, groeien en bloeien, terwijl gemeenten die in alle vrijheid en rijkdom leven, vervallen en verzwakken. Het is zoals Paulus zegt: Als ik zwak ben, ben ik machtig. Ter wille van Christus heeft hij een welgevallen in smaadheden en in vervolging. Onze welvaart is een zegen, maar tegelijk ook een groot gevaar.”
Is hij echt een zegen?
„Absoluut. Maar als we er niet goed mee omgaan, kan hij zich ook tegen ons keren.”
Kennelijk zijn wij daar niet toe in staat.
„Daarom hebben wij steeds het Woord nodig. Anders worden wij als het volk van Israël: als de oorlog voorbij is en de vrede heerst, komen de afgoden het land in. Het Woord wekt ons op tot eenvoud, tot diaconale handreiking, tot eerlijk delen. Als ik de huizen zie die hier en daar verrijzen, denk ik wel eens: Gaan de bewoners ervan uit dat zij hier voor altijd blijven?”
Verdienen armoede en lijden de voorkeur boven rijkdom en vrede?
„Nee, voor zulke uitspraken ben ik huiverig. Ik ben op veel plekken geweest waar diepe armoede heerst. Mensen in Moldavië zien op tegen de winter. Dan is alles ijs- en ijskoud. Er is niets te doen. Van pure ellende gaan de inwoners vroeg naar bed, maar hun bedden zijn klam en vochtig. Om hun behoeften te doen moeten ze de vrieskou in. Zeker, christenen daar leven in diepe afhankelijkheid van God. Ze zijn niet, zoals wij, van de wieg tot het graf verzekerd. Toch betekent dat niet dat wij meer armoede moeten wensen. Zo van: ik hoop dat ik nog eens straatarm word, want dat is een mooie gelegenheid om te leren bidden.”
Welke gevolgen heeft de confrontatie met armoede voor uw levensstijl?
„Het stimuleert mij gestalte te geven aan de Bijbelse oproep op te komen voor barmhartigheid en gerechtigheid. Wij zitten in het Westen met z’n allen aan de welvaartstaart. Het grootste stuk is niet groot genoeg, de kruimeltjes zijn voor de bedelaars.
Dat is niet goed. Het evangelie van Mattheüs wijst ons erop dat wij op de oordeelsdag worden geoordeeld op onze diaconale zorg: hebben wij de gevangenen bezocht, de hongerigen gevoed en de armen geholpen? Geloof is zonder de werken dood.”
Hoe sober leeft uzelf?
„Daar kan ik moeilijk een antwoord op geven. De meest sobere vorm in Nederland is pure luxe in de ogen van mensen in de derde wereld.”
Voelt u zich schuldig tegenover hen?
„Ik heb die neiging wel, omdat ik het zo goed heb. Ik kom er niet uit wat precies wel of niet kan. Daar heb ik mee leren leven.”
In een inkomensoverzicht van directeuren van hulpverleningsorganisaties stond u ooit op de laagste tree.
„En dat terwijl ik vind dat God ons rijk zegent: ik woon in een warm huis, de kasten zijn voorzien van voldoende eten en drinken. Gemeten naar de Nederlandse standaard leven wij niet in overdaad. Dat proberen we althans. Maar als ik denk aan de moeders in Sudan die vandaag niet weten hoe zij hun kinderen te eten kunnen geven, dan denk ik: Wat ben ik rijk.”
Hoe gaat u om met de vragen over het kwaad in de schepping?
„Als ik alle armoede en lijden op me laat inwerken, besef ik te meer dat de mensheid een grote verantwoordelijkheid heeft in keuzes op het gebied van economie en ecologie. Hoe gaan wij om met het voedsel? Met de natuurlijke bronnen? Laten wij strijden voor gerechtigheid en rentmeesterschap.”
Stelt u zichzelf wel eens de vraag hoe het kan dat God alle ellende toelaat?
„Zeker. Maar bij al dat soort vragen klem ik mij vast aan het beeld dat God van Zichzelf geeft in Zijn Woord. Hij is de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde. En Hij is een liefdevolle Vader voor allen die in Hem geloven. Dat kinderen in Afrika sterven door diarree omdat er geen medicijnen zijn, dat is iets dat wij onszelf moeten aanrekenen.”
Hoe gaat u om met de redenering dat God de mens zo had kunnen maken dat hij beter in staat was om de welvaart eerlijker te verdelen?
„God heeft de mens de verantwoordelijkheid gegeven om de schepping te regeren. Dat staat, als ik denk over het armoedevraagstuk, voorop. Dat de mens te veel voor zichzelf neemt en te weinig toevertrouwt aan anderen, komt door zijn zondige natuur.
Gods handelen in de wereld is vaak ondoorzichtig. Maar Zijn opdracht tot weldoen niet. Die is echt niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Daarom zeg ik: Doe iets voor de gevangenen, draag een steentje bij aan een betere wereld.”
Hoe reageert u op gevoelens van onmacht?
„Ik herinner mij een ontmoeting met een vrouw uit Sudan. Ik vertelde haar over m’n dochter van 17 jaar. Daarop zei ze dat haar dochter op diezelfde leeftijd was overleden. Malaria. Gekregen door een klein mugje. Dan denk ik: O, wat erg. Eén pilletje, en het kind zou waarschijnlijk zijn genezen. In zulke omstandigheden is het voor mij een grote troost te weten dat er een dag komt waarop God een nieuwe hemel en een nieuwe aarde schept. Dan heerst er gerechtigheid.”
In 2004 werd u zelf door het kwaad getroffen: u werd geruime tijd uitgeschakeld als gevolg van een auto-ongeval. Hoe ging u daarmee om?
„Ik wilde veel, maar ik kon niets. Dat was niet eenvoudig. Ik zat thuis vanwege een whiplash. Die had ik opgedaan toen een bus met hoge snelheid op de achterkant van de auto reed waarin ik als bijrijder zat. Het eerste halfjaar had ik dag en nacht zware hoofdpijn. Ik kon zelfs niet meer slapen. Of ik de oude zou worden, was onzeker.
Dat leverde strijd op. Geloofsstrijd. In die tijd heb ik moed geput uit het leven van christenen die zich voor meer dan 100 procent hadden ingezet voor Gods Koninkrijk en om die reden soms meer dan 25 jaar in de gevangenis hadden doorgebracht. Als zij schrijnend leed konden dragen, zou ik dan nog mopperen?”
U bent helemaal hersteld. Hoe ziet u op het ongeval en de nasleep ervan terug?
„Ik heb vooral geleerd hoe kwetsbaar wij zijn. Van de ene op de andere dag kan je leven totaal op z’n kop gaan. Als veel goed gaat, ben je geneigd te denken dat je dat aan jezelf hebt te danken. Dat is niet zo. Alles wat je doet en hebt, dank je aan de kracht van God. Dat ben ik mij niet elk moment van de dag bewust. Maar dat leeft sinds het ongeval wel diep in m’n hart.
Dat ik genezen ben, stelt mij weer in staat om er te zijn voor de ander. Dat geeft het leven glans. Als je slechts leeft voor jezelf, leid je een leeg leven. Iets doen voor de mensen om je heen – dat geeft voldoening. Daarom voel ik mij een dankbaar mens.”
Levensloop Ruud van Eijle
Ruud van Eijle (1955, Den Haag) bekleedde na het volgen van de handelsschool en de bestuursacademie verschillende functies bij de overheid. Van 1987 tot 2000 was hij directeur van stichting Open Doors, die zich inzet voor vervolgde christenen. De afgelopen vijf jaar gaf Van Eijle leiding aan Dorcas Hulp Nederland. Per 1 december neemt hij het roer over bij World Vision Nederland, een christelijke hulpverleningsorganisatie.
Van Eijle is actief in de ChristenUnie. Hij was enkele jaren wethouder in zijn woonplaats Ermelo. Tijdens de laatstgehouden verkiezingen voor het Europees Parlement stond hij op nummer 3 van de CU-SGP-lijst.
Van Eijle is gehuwd en vader van zes kinderen.