Onderwijs & opvoeding

Motief achter wangedrag leerling ontrafeld

ZWOLLE – Leerlingen hebben soms andere motieven voor hun (wan)gedrag in de klas dan docenten denken.

Gijsbert Wolvers
25 November 2010 12:08Gewijzigd op 14 November 2020 12:39
Leerlingen hebben soms ander motief voor wangedrag dan leraar denkt. Foto ANP
Leerlingen hebben soms ander motief voor wangedrag dan leraar denkt. Foto ANP

Dat is een van de conclusies van een onderzoek van drs. Anneke Meester-van Laar dat vanmiddag in Zwolle gepresenteerd wordt. Zij doet dat tijdens een symposium over de waarden en normen van jongeren, georganiseerd door het lectoraat morele vorming van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. Er worden twee boeken gepresenteerd: ”Jong. mores en sores van jongeren van nu” en ”Dat doet deugd”, een praktijkboek voor morele vorming voor leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Meester, werkzaam bij het lectoraat morele vorming, onderzocht wat jongeren beweegt. „Leraren stellen zich deze vraag geregeld. Bijvoorbeeld wanneer zij worden geconfronteerd met onwenselijk of onbegrijpelijk gedrag, maar ook vanuit oprechte interesse in de leefwereld van jongeren: wat vinden die belangrijk en hoe vertalen ze dat naar hun alledaagse gedrag?”

De onderzoekster analyseerde het afgelopen jaar verzamelde dagboekberichten en nam diepte-interviews af bij 130 leerlingen van de gereformeerd vrijgemaakte Greijdanus Scholengemeenschap in Zwolle, het vrijgemaakte Gomarus College in Groningen en het protestants-christelijke Nuborgh College in Elburg.

Wat is de belangrijkste conclusie uit dit onderzoek?

„Een belangrijke vind ik dat blijkt dat jongeren niet zomaar wat doen. Uit het gedrag van leerlingen is niet direct af te lezen vanuit welke motivatie ze handelen. Bijvoorbeeld: er is iets in de klas gebeurd, de leraar vraagt: „Wie heeft dit gedaan?” en hij krijgt geen antwoord.

Ik onderzocht waarom leerlingen in zo’n geval niets zeggen. Dat kunnen diverse motieven zijn. De één zegt niets omdat het een onafgesproken regel is dat leerlingen elkaar niet verlinken, de ander omdat bij wel praten de strafmaat hoger wordt. Een volgende is bang om uit de groep te vallen. Het kan ook zijn dat een leerling niet wil dat de dader straf krijgt, of dat hij hem de ruimte wil geven zich zelf aan te melden.

Ondertussen denkt de docent wellicht: „De groep wil mij tegenwerken” of: „deze klas is ongehoorzaam.” Terwijl leerlingen andere morele overwegingen hebben voor hun stilzwijgen.”

Wat kan een docent dan doen?

„In ieder geval zijn vooronderstellingen aan de kant zetten en in zijn optreden rekening houden met de motivatie van jongeren om te zwijgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij jongeren de ruimte geeft om een-op-een of anoniem van zich te laten horen.”

Heeft u meer voorbeelden van een verkeerde veronderstelling van motieven van leerlingen?

„Als een docent leerlingen op hun gedrag aanspreekt, steigeren zij algauw. Hij zou zich kunnen afvragen of de leerlingen andere normen hebben dan hijzelf. Dat is meestal niet zo. Leerlingen steigeren eerder als zij denken dat een docent plezier heeft in straf geven, als zij het oneerlijk vinden dat deze steeds dezelfde leerling pakt of als zij vinden dat de docent handelt in strijd met zijn woorden.”

Hoe ziet volgens deze leerlingen de ideale docent er uit?

„Dat is er een die oprecht openstaat voor jongeren en zelf ook open is, die de mens achter de leraar laat zien. Niet iemand die vraagt hoe het gaat omdat dat nu eenmaal hoort.”

gh.nl/onderzoek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer