Internet
Het besluit van de Erdee Holding om met RDNet niet langer zelfstandig verder te gaan, heeft binnen de gereformeerde gezindte teleurgestelde reacties opgeroepen. Dat het bedrijf een punt zet achter deze activiteit omdat ze al jaren lang verliesgevend is, kunnen de meesten wel begrijpen. De pijn zit vooral in de laksheid van de kring, die het kennelijk niet nodig vond het initiatief te steunen om een schoon internet van de grond te tillen.Natuurlijk kunnen er vragen gesteld worden omtrent de aanpak. Is er van tevoren voldoende nagedacht over de haalbaarheid van het initiatief? Is de discussie over het gebruik van internet niet van meet af aan vertroebeld geweest door vooringenomen standpunten? Is RDNet niet te laat op de markt gekomen? Ongetwijfeld zijn er dingen geweest die anders hadden moeten gebeuren.
Het is zeker waar dat de bezinning rond het gebruik van internet rijkelijk laat is gestart. En toen ze begon waren de posities al bepaald, zodat van een open gesprek tussen mijders en -voorzichtige- gebruikers nauwelijks meer sprake kon zijn. Dat valt te betreuren. Niet alleen omdat op het punt van internetgebruik de gereformeerde gezindte behoorlijk verdeeld is geraakt, maar vooral ook omdat daardoor echte antwoorden op de vragen rond mediagebruik tot nu toe zijn uitgebleven. Dat moet een les zijn voor de toekomst. De integratie van allerlei moderne communicatiemiddelen -zoals internet en televisie- vragen om verdergaande bezinning.
Dat er bezorgdheid leefde en leeft over de gevaren rond internet is terecht. De ervaringen met het gebruik van televisie hebben ons in de laatste veertig jaar geleerd hoe sterk de moderne media het denken van mensen beïnvloeden. Dat de televisie een belangrijke aanjager van het secularisatieproces is geweest, blijkt uit allerlei wetenschappelijk onderzoek. Dat maakte dat het nieuwe medium van internet met argusogen werd bekeken, temeer omdat al snel duidelijk was dat internet in bepaalde situaties een nog groter risico is. Vandaar de gedachte om dit medium zo veel mogelijk buiten de deur te houden.
Zeker ten aanzien van de gezinnen is dat laatste een goed uitgangspunt. De realiteit is echter dat ook binnen orthodox-gereformeerde gezinnen de computer -en daarmee de mogelijkheid om internet te gebruiken- een opmerkelijk grote opmars heeft gemaakt. Gegeven die situatie is het aanbieden van een schoon internet van groot belang om een dam op te werpen tegen de vloed van vuil die via internet de huiskamer kan binnenspoelen.
Dat dit plan is mislukt, tekent inderdaad de laksheid van de gereformeerde gezindte. Een deel komt niet toe een bezinning en laat de ontwikkelingen gelaten over zich heenkomen of is zich onvoldoende bewust van de gevaren. Zij zijn ongevoelig voor de waarschuwingen die vanaf kansels en in allerlei artikelen zijn gedaan.
Een ander deel meent dat het wel zonder een gefilterd of schoon internet toekan. Dat denkt volwassen en wijs genoeg te zijn om zelf baas over het toetsenbord te zijn. Deze groep meent weerbaar genoeg te zijn om de verleidingen van internet te weerstaan. In de achterliggende jaren is van tijd tot tijd de onthutsende ontdekking gedaan dat zelfs leidslieden binnen de gereformeerde gezindte verslaafd waren aan internet en dan niet om preken van puriteinen te bestuderen.
Zij die een filter of een geschoond internet niet nodig achten, houden te weinig rekening met de verdorvenheid van hun eigen hart. De recente kerkgeschiedenis heeft echter geleerd dat kerken die pleiten voor kritische participatie in de cultuur gemakkelijk terechtkwamen bij kritiekloze participatie.