Ministers schoten tekort bij aanpak Q-koorts
DEN HAAG – De overheid is „flink in gebreke gebleven” bij de aanpak van Q-koorts, stelt de Stichting voor mensen met Q-koorts in reactie op het vanmorgen verschenen rapport van de commissie-Van Dijk.
Woordvoerder Van den Berg van de stichting leest in het rapport dat „de volksgezondheid ondergeschikt is gemaakt aan de veterinaire en economische belangen.” Volgens hem is het gevaar van Q-koorts „ernstig onderschat.” Aan de ziekte overleden vorig jaar zes mensen. Ruim 2300 mensen raakten toen besmet.
De commissie-Van Dijk trekt in haar rapport stevige conclusies. Zo bleven deskundigen volgens de commissie „erg lang” de vraag stellen of afdoende bewezen was dat geitenhouderijen de besmettingsbron van Q-koorts waren.
Ook ging de Voedsel en Waren Autoriteit er lang van uit dat Q-koorts bij mensen vooral een beroepsziekte was. Pas halverwege vorig jaar werd gemeld dat mensen die dicht bij een besmet geitenbedrijf wonen, een aanzienlijk verhoogd risico op Q-koorts liepen. Dat had volgens de commissie eerder bekend kunnen zijn. De overheid had die mensen ook eerder moeten waarschuwen.
De aanpak van Q-koorts noemt de commissie „aanvankelijk zoekend en traag.” Maatregelen bleven te lang uit, wat tot onzekerheid bij alle betrokkenen leidde. Relevante informatie tussen instanties werd onvoldoende gecommuniceerd.
Door groeiende media-aandacht kwam het kabinet eind vorig jaar wél in actie. De betrokken ministers van Volksgezondheid en Landbouw kozen toen direct voor de „meest extreme aanpak”: het ruimen van drachtige geiten en schapen.
De commissie-Van Dijk stelt in haar rapport dat transparantie over de vermoedelijke infectiebron in ieders belang is. Ook schrijft ze dat de wetenschap niet altijd „de veiligheid van een onomstotelijke zekerheid” kan bieden die nodig is voor ingrijpende maatregelen. Op een gegeven moment moet de politiek gewoon tot actie overgaan.
GGD Hart voor Brabant is tevreden met het rapport: „In de conclusies staat duidelijk dat in de toekomst één ministerie leidend moet zijn in zo’n rampsituatie.”