„Amerika is zeker geen seculiere staat”
Veel Amerikanen beschouwen hun land als een christelijke natie. Uitspraken als ”God’s Own nation” worden niet geschuwd. Maar hoe christelijk zijn de Verenigde Staten nog?
Is Amerika een christelijk land? Nadenkend krabt Glenn Stanton zich achter de oren. „Ja en nee”, is ten slotte het voorzichtig uitgesproken antwoord. „Officieel zijn we een liberale natie, zonder staatskerk en ooit opgericht als beschermer van religieuze vrijheid. Maar we zijn zeker geen seculiere staat. We zijn zeer sterk beïnvloed door christelijke normen en waarden.”
Dat uitgangspunt zet de toon voor het betoog dat de directeur van Family Formation Studies van Focus on the Family in Colorado Springs afsteekt. De uitspraak dat de Verenigde Staten anno 2010 nog altijd een christelijke natie vormen, durft hij niet voor zijn rekening te nemen. Wel benadrukt hij dat het christendom de identiteit van de meerderheid van de Amerikanen stempelt.
„Je moet wel blind zijn en de geschiedenis willen verdraaien als je niet wilt zien dat Gods voorzienigheid dit land heeft gemaakt tot wat het is”, aldus Stanton. „Dat wil niet zeggen dat iedereen ’s zondags in de kerk zit. Maar het geloof maakt wel een groot deel uit van wat wij heden ten dage zijn.”
Om zijn stelling te illustreren, verwijst Stanton naar de aandacht die uitgaat naar de geloofsovertuiging van Amerikaanse presidenten. „Het feit dat John F. Kennedy rooms-katholiek was deed ertoe omdat geloof belangrijk is in de Amerikaanse samenleving. De discussie over de vraag of Barack Obama wellicht moslim is, werd ook niet voor niets gevoerd.”
Critici stellen vaak dat het christendom in de Verenigde Staten weliswaar 4000 mijl breed is, maar nog geen inch diep. Glenn Stanton is voorzichtig met het onderschrijven van dat uitgangspunt. „Tot op zekere hoogte is dat waar. Maar vlak niet uit dat het christelijk geloof bij veel Amerikanen zeer diep zit. Niet iedereen zal je tot in de puntjes kunnen vertellen hoe de christelijke leer in elkaar steekt. Maar als je naar een willekeurige supermarkt rijdt en mensen vraagt of God belangrijk voor hen is, heb je binnen de kortste keren eenpositieve respons. Variërend van vuilnisman tot advocaat.”
Rotsvaste overtuiging
Het christelijk geloof is niet alleen onlosmakelijk met de Amerikaanse identiteit verbonden, het helpt Amerikanen ook de werkelijkheid te begrijpen, meent Stanton. „Het is een diepgeworteld gevoel waaraan mensen zich vastklampen om in deze wereld overeind te blijven. En nogmaals: het is voor velen geen hoogontwikkeld systeem, maar wel een rotsvaste overtuiging.”
Desondanks loopt volgens de peilingen het aantal Amerikanen dat zich met het christelijk geloof afficheert terug. Ook het kerkbezoek neemt af, hoewel het naar westerse begrippen nog altijd ongekend hoog is. Stanton: „Daarmee volgen we helaas de trend die in Europa al jarenlang zichtbaar is. Overigens is het opvallend dat de evangelicale kerken in Amerika nog steeds uitbreiden.”
Hoe komt dat volgens u?
„Daar zijn verschillende antwoorden op te geven. Positief is dat deze mensen staan voor wat ze geloven. Ze kunnen je precies vertellen wat hun overtuiging is en waarom ze die zijn toegedaan. Eerlijkheidshalve moeten we echter ook constateren dat de evangelicale beweging erg goed is in de marketing van haar boodschap. Als je diensten bijwoont, voelt het ook zo. Dat gezegd zijnde, blijft het een feit dat zij wel mensen weet te bereiken en antwoorden heeft op vragen die de samenleving werkelijk bezighouden.”
Wat zijn voor u dienaangaande de in het oog springende ontwikkelingen van de afgelopen vijftig jaar?
„Dat zou voor mij toch zijn de opkomst van het liberalisme, vooral in de laatste jaren van de vorige eeuw. Ieder moet maar kunnen doen wat goed is in zijn ogen. Daar gingen de neergang van de reguliere kerken en de opkomst van de evangelicale beweging mee gepaard. We leven nu in een tijd waarin elk bericht een goed bericht moet zijn in de kerk. Dat klopt niet. Ik vergelijk het altijd met de relatie tussen ouders en kinderen. Ouders houden van hun kinderen, maar kunnen hen wel in liefde terechtwijzen – ook als dat geen fijne boodschap is.”
Hoe kunnen ouders er in een snel seculariserende Amerikaanse samenleving nog in slagen normen en waarden aan de volgende generatie over te dragen?
„Ja, dat is de grote uitdaging van deze tijd – en niet alleen in Amerika. Hoe kun je kinderen met goed fatsoen opvoeden als je zelf niet of nauwelijks meer in een samenhangend stelsel van waarden en normen gelooft? De enige manier om je kinderen bij het christelijk geloof te houden is door hun die overtuiging voor te leven. Dat is niet zo moeilijk als het lijkt. Lees uit de Bijbel, bid elke dag, vertel je kinderen wat het geloof voor je betekent. En geef vooral ook je verlegenheid met bepaalde dilemma’s toe.”
Wat is anno 2010 de grootste bedreiging voor Amerikaanse gezinnen?
„Die ligt voor mij in de secularisatie van de cultuur. Die uit zich op uiteenlopende manieren. In apathie, materialisme, carrièregerichtheid. Dat is natuurlijk niet alleen een bedreiging in de Verenigde Staten. Kijk eens naar China. Hoe is dat land in pakweg vijftien jaar niet vergiftigd door het materialisme?”
Is er nog een weg terug?
„Dat zal wel moeten, anders kunnen we er maar beter direct mee ophouden. We moeten onze kinderen altijd iets van hoop voorhouden. Als we onszelf als christenen serieus nemen, moeten we ook laten zien dat het christendom échte antwoorden op de belangrijkste levensvragen heeft. En ondanks al het pessimisme dat we kunnen hebben, blijft staan dat elke generatie op zoek zal blijven naar de dingen die er werkelijk toe doen.
Cruciaal is daarbij dat we ons geloof zichtbaar uitdragen, niet alleen in de kerk, maar ook daarbuiten. Een prachtig voorbeeld vond ik de nasleep van de orkaan Katrina (najaar 2005, RD). Wie kwamen er in actie? De lokale kerken. Ze waren niet door de overheid gevraagd om hulp te verlenen. Maar ze waren er wel. Op zo’n moment is het voor mij dan even geen vraag meer of we een christelijke natie zijn.”
Tegelijkertijd is Amerika hét voorbeeld van ethische ontsporingen: bakermat van de film- en seksindustrie, miljoenen abortussen, overvolle gevangenissen. Hoe kan dat?
„Dat is inderdaad de grote vraag. Er zijn zelfs mensen die menen dat Amerika ophield een christelijke natie te zijn toen we abortus legaliseerden. Het grote verschil met landen zoals Nederland is wel dat hier een zeer uitgesproken tegenstem actief is, die niet bang is om zich te laten horen, ook niet in de politiek. Politici wringen zich hier in de onmogelijkste bochten om duidelijk te maken dat ze tegen abortus zijn, zoals onlangs nog in het debat over de hervorming van de gezondheidszorg. Dat zijn echt geen dossiers waarover je in dit land comfortabel achterover kunt leunen.”
Dit is het eerste deel in een serie over het christelijk gehalte van de Verenigde Staten.
Ruim 40 procent VS wekelijks in de kerk
Over de vraag of de Verenigde Staten een christelijke natie zijn, kan worden getwist. Feit is dat meer dan 40 procent van de Amerikanen wekelijks een kerk vanbinnen ziet. Daar steken de cijfers van de meeste andere westerse landen schril bij af.
De statistieken zijn niet geheel eenduidig. Maar één ding is zeker: de overgrote meerderheid van de Amerikanen beschouwt zichzelf als christelijk. Ruim 50 procent van de bevolking staat als protestant te boek; een kwart van de inwoners geldt als rooms-katholiek.
Die cijfers weerspiegelen zich duidelijk niet in het aantal Amerikanen dat wekelijks een kerkdienst bezoekt. De marges van diverse peilingen in aanmerking genomen, ligt dat aandeel rond de 43 procent. Er is in dat opzicht van een gestage neergang sprake, want in 1991 verklaarde nog 49 procent van alle Amerikanen wekelijks ten minste één keer naar de kerk te gaan. Anderzijds zegt maar 8 procent van de bevolking nooit een dienst bij te wonen.
Daarmee komen de Verenigde Staten op de elfde plaats van landen met het hoogste aantal kerkgangers. Per Amerikaanse staat zijn de verschillen overigens aanzienlijk. Gaat in Mississippi bijna twee derde van de inwoners wekelijks naar de kerk, in Alaska is dat nog geen kwart van de bevolking.
Sinds het aannemen van het eerste amendement op de Amerikaanse constitutie, in 1791, zijn vrijheid van godsdienst en scheiding van kerk en staat gegarandeerd. Over dat laatste valt overigens te twisten. Het amendement bepaalt dat de overheid geen specifieke religie mag bevoor- of benadelen, maar spreekt zich niet eenduidig uit over de rol van godsdienst in het publieke domein.