Scan verdubbelt kans op vinden erfelijke borstkanker
ROTTERDAM – Een jaarlijkse MRI-scan verdubbelt bij vrouwen met een erfelijk verhoogd risico op borstkanker de kans op ontdekking van de tumor in een vroeg stadium vergeleken met de traditionele mammografie (röntgenfoto). Dit leidt ook tot gunstige overlevingscijfers.
Dat bleek uit een maandagavond in het door het tijdschrift Journal of Clinical Oncology online gepubliceerd onderzoek waaraan zes Nederlandse medische centra hebben meegewerkt onder leiding van het Erasmus MC in Rotterdam.
„Het is wereldwijd het grootste en langstlopende onderzoek en daardoor ook de eerste studie waarin de uitkomsten van verschillende screeningsmethodes bij vrouwen met een familiair verhoogd risico op borstkanker zich hebben vertaald in overlevingscijfers na vijf jaar”, vertelt onderzoeksleider en emeritus hoogleraar interne oncologie Jan G. M. Klijn.
In 2004 werden de eerste resultaten van de ”Dutch MRI Screening Study” gepubliceerd. Daaruit bleek dat een jaarlijkse MRI-scan een eventueel ontstane tumor bij de veelal jonge vrouwen met een erfelijk verhoogd risico op borstkanker beter en vroeger zichtbaar maakt dan de traditionele mammografie.
Bij 15 tot 20 procent van de vrouwen met borstkanker komt de ziekte vaker voor in de familie. Dat kan komen door een aangeboren fout (mutatie) in een van de betrokken genen (BRCA1 en BRCA2). Vrouwen met zo’n gendefect lopen een groot risico (50-85 procent) om al jong borstkanker te krijgen. Er is ook nog een derde groep vrouwen met een familiair verhoogd risico zonder dat bij hen sprake is van een aangetoond gendefect.
De onderzoekers zijn na 2004 doorgegaan, hebben meer van deze vrouwen, vooral met een genmutatie, in hun studie opgenomen, resulterend in een totaal aantal van 2157 vrouwen, onder wie 599 draagsters van een borstkankergen.
Tijdens het onderzoek tussen november 1999 en maart 2006 zijn bij 93 vrouwen 97 borstkankers opgespoord: vier vrouwen hadden een tweede tumor in de andere borst. De overlevingscijfers na vijf jaar van deze 93 vrouwen hebben de onderzoekers vergeleken met de overlevingscijfers van vergelijkbare groepen vrouwen die niet of alleen werden gescreend met behulp van jaarlijkse mammografie.
Klijn: „Van de 93 vrouwen met borstkanker waren er 47 gendraagster van wie 42 met een doorgegroeide, invasieve, vorm van borstkanker. Bij vijf vrouwen, allen met een genmutatie, zijn uitzaaiingen op afstand vastgesteld. Vier van hen zijn overleden.”
Ondanks dat is het positieve nieuws volgens Klijn dat het toch gaat om opmerkelijk lage aantallen. „In studies waarin vrouwen niet of alleen worden gescreend met behulp van mammografie zie je vaker het optreden van uitzaaiingen en daardoor twee tot vier keer hogere sterftecijfers. Ook opvallend was dat onder de niet-gendraagsters die in de onderzoeksperiode borstkanker kregen geen enkele uitzaaiing werd gevonden en niemand overleed. Dat betekent dat we met MRI-onderzoek eventuele tumoren in verreweg de meeste gevallen vroegtijdig konden ontdekken.”
Bij de opsporing van vrouwen met het erfelijke borstkankergen BRCA1 bleek het verschil tussen MRI en mammografie het sterkst. De MRI-scan toonde bij ruim twee derde van deze vrouwen tumoren in een vroeg stadium aan, terwijl met behulp van mammografie slechts een kwart van de borstkankers werd ontdekt.
Klijn: „Zeker voor deze groep vrouwen is belangrijk dat meteen wordt gekozen voor het optimale screeningsprotocol. Dit type borstkankers openbaart zich namelijk vaak op jonge leeftijd, is agressief en groeit snel, waardoor er vaker uitzaaiingen optreden. Misschien moeten vrouwen met dit gendefect nog intensiever gescreend worden. Dat gaan we nu uitzoeken.”
Op grond van de huidige kennis maakt Klijn de volgende rekensom: „Uitgaande van honderd opgespoorde borstkankers bij vrouwen uit deze risicogroepen vind je er 45 met MRI alleen die niet zichtbaar zijn via mammografie; 25 zijn met beide methoden zichtbaar; 15 zie je alleen met mammografie; 4 tot 5 kom je op het spoor via lichamelijk onderzoek en 10 ontdekken de vrouwen zelf thuis tussen twee screeningsrondes in.”
De betere mogelijkheden van tijdige opsporing van erfelijke borstkanker door middel van MRI maken volgens Klijn dat deze methode aan kracht wint ten opzichte van totale risicoreductie door middel van preventieve borstamputatie. „We weten nu dat we het risico op niet-tijdige ontdekking van borstkanker bij deze vrouwen drastisch kunnen terugbrengen, al is het geen 100 procent.”