Cultuur & boeken

Flessenpost in de Gazastrook

Om het Midden-Oostenconflict kan niemand heen. Onlangs verscheen bij uitgeverij Callenbach een jeugdroman met dit conflict als thema. Vertaler Mieke Prins: „De Joodse auteur kiest geen partij. Dat vind ik sterk.”

Janneke de Jong
12 November 2010 20:21Gewijzigd op 14 November 2020 12:30
Foto RD, Anton Dommerholt
Foto RD, Anton Dommerholt

Het Joodse meisje Tal, met grootse plannen voor de toekomst, raakt betrokken bij een bomaanslag in Jeruzalem. Daarna besluit ze een brief te schrijven naar iemand „aan de andere kant”, iemand van Palestijnse zijde. Hij belandt bij een jongen in de Gazastrook, die zichzelf Gazaman noemt. Tussen hem en Tal komt een e-mailwisseling op gang. De cynische Gazaman blijkt op den duur niet opgewassen tegen Tals vriendelijkheid. Langzaamaan ontdooit hij en ziet hij haar als mens in plaats van vijand.

”Ik had een vriend in Gaza”, oorspronkelijk ”A Bottle in the Gaza Sea”, van Valérie Zenatti werd vertaald door Mieke Prins (44). Zenatti’s boek was het eerste jeugdboek dat de vertaler uit Gouderak onder handen had. „Mijn ouders zaten in het onderwijs, ik werd vaak voorgelezen en ben als volwassene ook altijd jeugdboeken blijven lezen, zowel voor mijn kinderen als beroepsmatig. Die leeservaring is handig voor het vertalen van jeugdboeken.”

Het Midden-Oostenconflict is een boek voor jongeren. Dat roept de vraag op: vanuit welk perspectief schrijft Zenatti?

„Dat is heel bijzonder: ze kiest geen partij, hoewel ze zelf Joods is, als tiener in Israël heeft gewoond en er in dienst heeft gezeten. Dat vind ik sterk.”

Hoe is het mogelijk dat ze geen partij kiest?

„Ze heeft een vorm gekozen waarbij beide perspectieven evenredig naar voren komen. Het boek bestaat uit dagboekfragmenten van Tal en Gazaman ofwel Naïm en een e-mailwisseling tussen hen. 
Je ervaart indringend wat het is als er vlak voor je ogen een bomaanslag gepleegd wordt, maar ook hoe verschrikkelijk het is om opgesloten te zitten in de Gazastrook. Beide jonge mensen denken en dromen over een betere toekomst voor zichzelf. Zenatti laat zich niet verleiden tot politieke uitspraken, maar beperkt zich tot deze persoonlijke perspectieven. Dat geeft het boek iets universeels en daardoor is het herkenbaar voor alle jongeren.”

Heeft het boek een specifieke boodschap?

„Geen politieke, dat zal duidelijk zijn, maar misschien wel een ideologische. „Er moet toch iets anders zijn wat ons verbindt dan alleen bloed, haat en verminkte lichamen”, zegt Tal ergens. Zelf probeert ze een brug te slaan naar „de vijand.” Je kunt uit dit boek concluderen dat mededogen met je vijand de beste manier is om verzoening tot stand te brengen. Persoonlijk vind ik dat een heel Bijbelse boodschap.”

Kunt u voorbeelden noemen uit ”Ik had een vriend in Gaza” waarbij u bewuste vertaalkeuzes heeft gemaakt vanwege de christelijke lezers?

„Ja, bijvoorbeeld als Naïm zegt dat hij „gezworen” heeft dat hij nooit meer verliefd zal worden. Dat is een woord dat in de Arabische wereld veel wordt gebruikt, dus voor Naïm volslagen normaal. Maar de meeste christelijke lezers zullen het nooit gebruiken. Dus als ik wil dat ze zich kunnen identificeren met Naïm, kan ik dat woord beter mijden. Ik heb ervan gemaakt: „Ik heb me plechtig voorgenomen…”

Kun je dat maken als vertaler?

„Dit is heel ingrijpend: je bent bezig het boek, de tekst van een ander, aan te passen aan christelijke lezers. Ik zie dat wel als een dilemma. De uitgever heeft hier een dikke vinger in de pap: hij heeft er belang bij dat het boek geen aanstoot geeft.

Een ander voorbeeld is als Tal plotseling op het idee komt om een brief te schrijven aan iemand in Gaza. Dit idee wordt vergeleken met de eerste dag van de schepping: God wil dat het licht wordt en het gebeurt. Dat leek me storend voor sommige christelijke lezers. Ik heb het daarom vergeleken met de eureka-ervaring bij de ontdekking van de wet van Archimedes.”

U vertaalt voornamelijk zakelijke, pedagogische en medische teksten. Is fictie vertalen heel anders?

„Bij elke tekst die je vertaalt spelen stijl en taalregister een rol, maar voor fictie zijn die nog belangrijker. Bij zakelijke teksten is het vooral zaak om de inhoud zo goed mogelijk weer te geven, maar bij een jeugdboek is de vorm even belangrijk. Je moet een product maken dat niet alleen goed leesbaar is, maar ook mooi. Je probeert dezelfde stijl te gebruiken als de auteur en dezelfde sfeer op te roepen als in het originele boek. Zenatti maakte een vlot boek, niet beschrijvend maar levendig, echt in de taal van jongeren. Ik denk dat ik erin geslaagd ben dat te handhaven.”

Waar liggen uw grenzen als christelijk vertaler? Zou u een pro-Palestijns boek hebben vertaald?

„Tegen grenzen ben ik nog niet aan gelopen, maar ik doe het werk pas twee jaar. Ik kan me voorstellen dat ik tegen bepaalde opdrachten nee zeg, omdat de inhoud van de tekst of het boek me tegen de borst stuit. En dat zal voor niet-christenen net zo zijn. Je moet affiniteit hebben met de tekst om een goede vertaling te kunnen maken. Een pro-Palestijns boek zou ik misschien wel vertalen zolang het niet anti-Israëlisch is. Ik leen me niet voor propaganda.”

U bent heel intensief met de tekst bezig geweest; is het uw boek geworden?

„Aan de ene kant voel ik me vooral de vertaler van andermans werk. Het boek blijft toch de creatie van Valérie Zenatti. Ik heb geprobeerd de tekst te laten spreken. Dat vind ik belangrijk. Aan de andere kant ben ik zelf ook schrijver, omdat ik de tekst als het ware herschep in het Nederlands. Hij wordt steeds meer eigen. Ik ken het boek inmiddels door en door, omdat ik het gelezen en herlezen heb. Het voelt dus ook een beetje als mijn boek.”

Ik had een vriend in Gaza, Valérie Zenatti (vert. Mieke Prins); uitg. Callenbach, Kampen, 2010; ISBN 978 90 266 1975 5; 172 blz.; € 14,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer