Ramp op ramp in Zuidwest-Nederland
Twee opgebaarde baby’s. Slachtoffers van de watersnood. Het is een van de aangrijpende beelden in het nieuwe standaardwerk van Kees Slager over de ramp van 1953.
Op 2 februari 2003, daags na de vijftigste herdenking van de watersnood die Zuidwest-Nederland teisterde, stapte een Amerikaan uit Colorado het Watersnoodmuseum bij Ouwerkerk binnen. Hij overhandigde de luchtfoto’s die zijn vader, helikopterpiloot Henry Schmaltz, maakte tijdens het reddingswerk in het rampgebied. Voor het eerst dook daarmee een serie kleurenfoto’s van de stormramp op. Ze brengen het leed en de verwoesting dichterbij, al blijft het wat vreemd voor iemand die de watersnood alleen als gebeurtenis in zwart-wit kent.
De foto’s uit Colorado staan –met andere kleurenfoto’s– afgedrukt in ”Watersnood”, het 672 pagina’s tellende en 4,5 kilo zware boek dat Slager zaterdag in het Watersnoodmuseum presenteerde. Het is bijzonder fraai vormgegeven en bevat zo’n duizend foto’s. Er zijn bekende beelden bij, al zijn ze scherper afgedrukt dan in veel eerdere publicaties. Hoe vaak zou de doorhangende eerste verdieping van Hotel Smalheer in Zierikzee gefotografeerd zijn? Het boek bevat echter ook veel materiaal dat niet eerder werd gepubliceerd.
SP-senator en voormalig journalist Slager schreef eerder ”De ramp, een reconstructie” (1992) en ”Hier was eens Capelle” (2002). In zijn werkruimte in een voormalig gemaal dat bij Poortvliet tegen de Oosterscheldedijk is gebouwd, schreef hij de afgelopen anderhalf jaar een nieuw overzichtswerk. Eén ding stond vast, meldt de auteur in zijn woord vooraf: „Het zou anders moeten worden dan het boek dat ik eerder schreef: ”De ramp, een reconstructie”. Dit is dan ook geen boek geworden met nieuwe onthullingen over verwaarloosde dijken en falende autoriteiten.”
In ”Watersnood” beschrijft Slager 47 stormvloeden die de altijd onrustige delta sinds 1014 troffen. Kleinere gebeurtenissen waarbij slechts enkele dijken braken, liet hij achterwege. Het was zo al erg genoeg: op een landkaart zijn niet minder dan 158 verdronken dorpen aangegeven, en er zijn er nog meer geweest.
De 47e vloed, die van 1953, heeft Slager ditmaal niet van uur tot uur, maar van plaats tot plaats beschreven. Wie Slagers vorige boeken kent, zal veel personen en voorvallen herkennen, maar er is nieuwe informatie aan toegevoegd, ook uit plaatsen die eerder minder aan bod kwamen.
In ”De ramp” lag een sterk accent op het menselijk falen voor, tijdens en na de watersnood. In zijn nieuwe boek kiest Slager voor een objectievere weergave van de feiten, al worden de tekortkomingen in daadkracht, inschattingsvermogen en communicatie niet verzwegen. Nog steeds gelooft de auteur niet in het wonder van Colijnsplaat: het verhaal dat mannen bij de vloedplanken enige tijd een wankelende steunbeer tegenhielden, totdat plotseling een losgeslagen binnenschip redding bracht en als golfbreker voor de coupure terechtkwam.
Slager heeft de geteisterde delta in „54 rampgebiedjes” verdeeld. Hij zegt te streven naar volledigheid. Maar wat is volledig? Per plaats zijn de gebeurtenissen slechts op hoofdlijnen beschreven, en dan voornamelijk die van de eerste dag. De gebeurtenissen op de eilanden Tiengemeten en Texel komen in het boek niet voor. Ook enkele minder zwaar getroffen plaatsen, zoals Goudswaard, Nieuwendijk en Zuid-Beijerland, ontbreken. Vlaanderen krijgt wel aandacht, Zuidoost-Engeland niet. De wederopbouw wordt maar hier en daar aangestipt, en de emotionele en godsdienstige beleving en de economische en sociologische gevolgen vallen feitelijk buiten het bestek van dit boek. De ramp zal nooit volledig beschreven kunnen worden.
Dat doet niets af aan de waarde van dit standaardwerk: een toegankelijk geschreven overzicht per plaats of gebied, gevolgd door een reeks forse, haarscherpe foto’s. De watersnood is publicitair lange tijd onderbelicht geweest. De laatste jaren is daarin langzaam een kentering gekomen.
Het nieuwe boek imponeert door formaat en vormgeving. Het bevat confronterende beelden, zoals van de vondst van doden, de ravage in gebouwen en dorpen, de grote aantallen kadavers van omgekomen vee. Het was de harde realiteit.
Ook andere foto’s trekken de aandacht. Berooide vluchtelingen, moe en triest. Zwoegende mannen die het water proberen te keren. Een traporgel tussen de rommel in de modder: harmonium in disharmonie. Een verstilde watervlakte waar zich onbeschrijfelijke taferelen afspeelden: de Julianastraat in Oude-Tonge, waar aan één zijde bijna alle bebouwing werd weggevaagd; kerk en kosterswoning waren vrijwel het enige wat overeind bleef. En hangt daar nu opeens wasgoed te wapperen boven de ronddrijvende ravage?
Op een kaart staat weergegeven welk gebied op 1 februari 1953 onderstroomde. Daarbij is een fout van de oorspronkelijke kaart gecorrigeerd: Zonnemaire op Schouwen bleef droog.
Enkele kleinigheden: de „autoriteiten” op bladzijde 103 zijn Tweede Kamerleden die door de burgemeester van Nieuwe-Tonge werden rondgeleid. Op bladzijde 226 staat geen „machineploeg”, maar de gemeenteraad van Rijssen tijdens een bezoek aan adoptiegemeente Oosterland. De kerk in Stavenisse is niet van de gereformeerde, maar van de oud gereformeerde gemeente. In de slachtofferlijst staan enkele foutjes en ontbreekt een baby (uit de familie Kleemans) die in Nieuwerkerk op Duiveland kort na de geboorte omkwam.
Na de plaatselijke en regionale gebeurtenissen wordt een aantal thema’s beschreven: de inzet van het koningshuis, de evacuatie, de hulpverlening, de rol van de media –met speciale aandacht voor het werk van de fotografen–, het dijkherstel, het Deltaplan –en de strijd tegen gedeelten van dat plan–, het Watersnoodmuseum, de monumenten en de literatuur die over de watersnood verscheen. Het nut van een acht bladzijden tellende lijst van mensen die op het boek intekenden is wat minder duidelijk.
Op de vraag: „Was 1953 de laatste ramp?” geven de ondervraagde betrokkenen geen eenduidig antwoord. Tijdens de presentatie van het boek wezen dijkgraven op het tekort aan geld bij de uitvoering van het huidige dijkverbeteringsprogramma. Dat programma moet het risico op nieuwe rampen zo veel mogelijk indammen. En dat alles naar menselijke berekening. Want, zoals een dijkgraaf zegt: „Een superstorm die eens in de 4000 jaar voorkomt, die kan ook volgende week optreden.”
Watersnood, Kees Slager; uitg. De Buitenspelers, Kats/Rotterdam, 2010; ISBN 978 90 71359 163; 672 blz.; € 69,-; luxe uitvoering in bewaarcassette € 79,-.