Vertel over de Turk aan onze kinderen
Laten we het verhaal van Nederland en de Turken doorgeven als voorbeeld voor een goede verstandhouding tussen bevolkingsgroepen in onze tijd, betoogt Abdul Haq Compier.
Anthony van der Wulp en J. Jansen reageerden vorige week (RD 5-11 en 6-11) op mijn artikel ”Willem van Oranje had geen problemen met de Turk” (RD 3-11) over het bondgenootschap tussen Willem van Oranje en de Turken. Van der Wulp waardeert de steun van de Turken destijds, maar wijst er vervolgens op dat de toenmalige tolerantie in het huidige Turkije niet meer te vinden is. Ook meent hij dat mijn stuk uiteindelijk „niet meer [is] dan een doorzichtige poging om aan te tonen dat Turken best een dubbel paspoort mogen hebben.” Jansen stelt dat het verbond wel uit extreme nood geboren moest zijn.
Ik herken in deze reacties een wens om de rol van de islamitische wereld in onze vaderlandse geschiedenis te bagatelliseren. Ik denk dat deze houding niet in navolging is van Christus. Jezus had aan een kleine aanleiding genoeg om dankbaarheid te betonen. „Wie was zijn naaste?” vraagt hij in de gelijkenis over de barmhartige Samaritaan. „Degene die hem barmhartigheid betoonde”, antwoordt de toehoorder. Jezus zei: „Ga heen, doe gij evenzo” (Luk. 10:25-36).
Alleen al het feit dat geuzenschepen de Ottomaanse vlag hebben gevoerd, en de geuzen Turkse snorren, laat ons toch even glimlachen en alle haat en nijd even vergeten. Er zijn zelfs verhalen over Turkse soldaten die meevochten in de slag bij Sluis, en prins Maurits die het dorp ”Turkye” naar hen vernoemde.
De vreselijke aanvallen op christenen in Turkije zijn mij welbekend. Als lid van de vervolgde moslimgemeenschap Ahmadiyya kan ik mij daarin goed inleven. In mei werden 84 leden van onze gemeenschap tijdens het vrijdaggebed doodgeschoten in Pakistan. Ook in Turkije moeten wij op onze tellen passen. Maar ik denk dat het navolgen van Christus (en Mohammed) inhoudt dat wij blijven onthouden dat er ooit barmhartigheid betoond is, en dat wij niet gierig zijn in het erkennen van een bewezen dienst.
Koningin Beatrix gaf navolging aan deze deugd. Ze ontving in 2001 de toenmalige president van Turkije en zijn vrouw. In haar toespraak erkende ze het bondgenootschap van weleer en de indruk die de tolerantie van de sultans had gemaakt op de Nederlandse protestanten. Hare Majesteit voegde eraan toe dat „in al die eeuwen deze betrekkingen nooit onderbroken [zijn] geweest door oorlog, een welhaast uniek feit in de geschiedenis van ons zo vaak door conflicten verscheurde continent.”
Het minste dat wij kunnen doen, vind ik, is het verhaal van Nederland en de Turken vertellen, om onze kinderen dit handvat voor een goede verstandhouding aan te reiken.
De auteur is hoofdredacteur van Al-Islaam, het tijdschrift van Ahmadiyya Moslim Gemeenschap Nederland.