Blijvende schoonheid zonder cosmetica
Tijdens een onderhoud met Italiaanse zakenlui kan het gesprek soms zomaar, midden in een zin, stilvallen. Waarom? Er komt een knappe vrouw langslopen. Voor schoonheid die voorbijgaat, zwijgen Italiaanse mannen met eerbied.
Zes jonge meiden uit Texas pleitten begin vorige maand voor het herdefiniëren van het begrip schoonheid. Zij merkten dat leeftijdsgenoten zich vooral opmaakten om daarmee hun zelfvertrouwen een forse impuls te geven. „Meisjes kruipen op die manier in een schelp en laten niet zien wie ze echt zijn en wat hun natuurlijke schoonheid is”, stelt het zestal middelbare scholieren. Daarom willen zij een make-upvrije dag instellen.
Het initiatief kreeg bijval. Binnen een maand sloten 180 vrouwen zich bij de 6 jongedames aan. Kennelijk zijn er meer vrouwen die hun masker van tijd tot tijd willen afdoen en hun ware gedaante willen tonen.
Bezwaren tegen make-up zijn al van oude datum. Ze kwamen met name voor binnen orthodox-christelijke kring. Dat gold zowel reformatorische christenen als streng rooms-katholieken. Het eerste is bekend, het tweede vaak minder.
Ter illustratie: de verder onbekende Belgische non Eugeny Romchard schreef in de jaren vijftig een vlammend protest tegen de het toenemend gebruik van make-up bij vrouwen. De titel was veelzeggend: ”Izebel en de Heilige Maagd”. Daarin stelde zij dat het gebruik van cosmetica een schending van de eer is van God de Vader, „Die de vrouw gemaakt heeft zoals ze is. Zij mag daarom niet ontsierd worden door weelderige kleuren op het gelaat aan te brengen.” Het is ook een ontkenning van het werk van Christus, „Die de mens deemoed en eenvoud heeft geleerd. Toen Hij op aarde rondging, was er aan Hem niets begeerlijks te ontdekken.” Ten slotte wijst deze kloosterlinge erop dat het gebruik van make-up de eer van de Heilige Geest aantast, omdat het lichaam is van die Geest. „Die wordt zo besmeurd met vreemde elementen die niet eigen zijn aan de natuur van het lichaam, dus van die tempel.”
Ramp
Nieuw is dat er inmiddels ook buiten kerkelijke kring gewaarschuwd wordt voor het (overdadig) gebruik van make-up. Niet omdat er vanuit medische oogpunt daartegen bezwaren zijn. Weliswaar zijn er in verleden wel eens incidenten geweest, maar in het algemeen is de controle op eventuele bijwerking streng en adequaat.
De kritiek komt nu uit de hoek van de psychologie en de sociologie. Recent Amerikaanse onderzoek heeft aangetoond dat meisjes op steeds jongere leeftijd cosmetica gaan gebruiken. Dat noemt Elisabeth Leonard, hoogleraar sociologie in Costa Mesa (Californië), zorgelijk. Was het vijf jaar geleden nog zo dat meisjes op zeventienjarige leeftijd schoonheidsmiddelen gingen gebruiken, de gemiddelde leeftijd is nu gezakt naar dertien jaar. En daarmee lijkt de bodem nog niet te zijn bereikt. Tussen 2007 en 2009 verdubbelde het aantal meisjes tussen de acht en de twaalf jaar dat lipstick, oogschaduw, eyeliner en mascara gebruikt.
„Kinderen wordt al op heel jonge leeftijd geleerd dat het echt uitmaakt hoe je eruitziet”, zegt Leonard. „Dat stimuleert het vroegtijdig gebruik van make-up. Ouders zijn zo onverstandig om jonge meisjes al op acht- of negenjarige leeftijd een pakket cosmetica te geven. De kleding die voor deze meisjes wordt gekocht, is niet primair lekkere, handige speelkleding. Het gaat er bij veel ouders om dat hun kind er sexy uitziet. Zo maak je van deze meisjes al op jonge leeftijd mensen die alleen maar druk zijn met hun uiterlijk.” De Amerikaanse sociologe noemt deze vroegtijdige en overmatige aandacht voort het uiterlijk „een ramp voor de Amerikaanse samenleving.” „Kinderen leren dat uiterlijke schoonheid ongeveer het enige is wat telt.”
De zorg van Leonard wordt gedeeld door een groep Amerikaanse medici die wijst op het stijgend aantal ingrepen van plastisch chirurgen bij tieners. In 2008 vonden er in de VS bij meisjes tussen de 13 en de 19 jaar 219.000 operaties plaats die alleen maar het doel hadden het uiterlijk fraaier te maken. „Bij minder dan 10 procent van deze operaties ging om ingrepen die werkelijk nodig waren omdat de tiener bijvoorbeeld een hazenlip of ernstige brandwonden had. In de resterende gevallen betrof het meisjes die niet tevreden waren met hun uiterlijk terwijl dat op zich heel aanvaardbaar was”, zegt Bratt Cowan, medisch onderzoeker aan de universiteit van Houston.
„Die hele fixatie op het uiterlijk heeft de westerse samenleving in de greep en is moreel uiterst schadelijk,” zegt Sarah Bragg, psychologe en schijfster van het boek ”Body. Beauty. Boys. The truth about girls and how we see ourselves”. „Ze leidt tot verwoesting van karakters. Als je alleen maar werkt aan je uiterlijk heeft dat onontkoombaar tot gevolg dat je de ontwikkeling van je innerlijk verwaarloost. Het is precies het tegenovergestelde van hetgeen Christus ons leert. God ziet het hart aan. Wanneer als je christen wordt veranderd is dat allereerst en vooral een omkeer van je innerlijk. Als we alle nadruk leggen op het uiterlijk, dan leidt dat de aandacht af van het innerlijk. Heel dat moderne schoonheidsideaal is een list van satan.”
Tertullianus
Dat het accentueren van uiterlijke schoonheid niet past binnen een christelijke levensstijl, daarvan waren de eerste christenen diep overtuigd. Soberheid, eenvoud en eerbaarheid waren belangrijke kenmerken van hun levensstijl. Opschik en opsmuk hoorden daar niet bij. De apologeet Tertullianus (ca. 200 na Chr.) schreef “De cultu feminarum”, een boek dat bijna helemaal gaat over de vraag of christenvrouwen zich mogen opmaken. Daarin begint hij met een verwijzing naar de geschiedenis van Adam en Eva. Als het geloof van christenen sterk genoeg zou zijn, zegt Tertullianus, dan kwam geen vrouw op het idee zich op te doffen. Elke vrouw zou zich dan juist als een treurende Eva in zak en as hullen om boete te doen over die eerste grote zonde van Eva.
Vrouwen die zich opmaken verstoren de natuurlijke orde, zo stelt Tertullianus. „Wat God niet zelf gemaakt heeft, bevalt Hem niet. Of kon Hij misschien geen paarse of blauwe schapen geboren laten worden? Dat kon Hij wel, en dus wilde Hij dat niet. Maar wat God niet heeft gewild, dat mag absoluut niet gemaakt worden.” Vrouwen die zich opmaken, leveren volgens deze vroegchristelijke theoloog kritiek op God Zelf. „Want ze zondigen tegen Hem met allerlei middeltjes op hun huid, met rouge op hun wangen en lijntjes bij hun ogen. Het werk van God bevalt hen kennelijk niet! Via zichzelf hebben ze bezwaren en kritiek op de Maker van alle dingen” (2.5.2).
Opvallend is dat de kerk haar bezwaren tegen cosmetica en pronkzucht losliet toen de verdrukking ten einde was en de kerk staatskerk werd. Vanaf dat moment gingen kerk en wereld samen op. Tendensen van verwereldlijking en pronkzucht kregen ook ruimte binnen de kerk. Ook al bleven theologen en boetepredikers roepen dat eenvoud kenmerk van het waren is, het tij was niet te keren.
Binnen de calvinistische kerken vond deze boodschap van eenvoud en soberheid wel weer ingang. Al moesten predikanten van de Nadere Reformatie nog wel van tijd tot tijd vrouwen waarschuwen voor „het poud’ren en blanketten van het aangezicht.”
Dat veranderde in de 20e eeuw heel duidelijk. Voor de Tweede Wereldoorlog waarschuwde Henriëtte Kuyper, dochter van Abraham de Geweldige, meer dan eens tegen het opmaken door vrouwen. „Zij die dat doen, staan op het terrein van de vijand.” Desondanks leek er geen houden meer aan, al bleef het gebruik van cosmetica in orthodox-protestantse kring aanvankelijk nog wel beperkt tot „wufte dames die de wereld begeren boven het Evangelie.”
De echte doorbraak kwam na de Tweede Wereldoorlog en drong door de ene kerkmuur na de andere. De filmindustrie droeg daar niet weinig aan bij. Was het gebruik van cosmetica voorheen iets wat alleen de meer welgestelden zich konden veroorloven, na 1945 drong het door tot alle lagen van de bevolking.
De aandacht voor het uiterlijk kreeg in het laatste kwart van de vorige eeuw een extra impuls. Fitness, bodybuilding, een niet-aflatende stroom aan dieetboeken, een groeiend aantal schoonheidspecialistes passen allemaal in die ontwikkeling. Wetenschappers spreken van een lichaamscultus. Die uit zich onder meer in het feit dat in politiek en media het er steeds minder om gaat wat iemand zegt, maar om hoe hij of zij eruitziet. Het uiterlijk telt, de inhoud steeds minder. In die zin is de kritiek op de gereformeerde gezindte dat het vaak meer om de buitenkant gaat dan om de binnenkant, zeker ook van toepassing op grote groepen in de maatschappij.
Tempel
Kritiek op het moderne schoonheidsideaal waarin de goede ”look” centraal staat, betekent natuurlijk niet dat daarmee de verzorging van het uiterlijk afgekeurd moet worden. Integendeel. Wie bijvoorbeeld de ceremoniële wetten in het Oude Testament leest, komt onder de indruk van de aandacht die daarin is voor hygiëne en reinheid van het lichaam. Mannen en vrouwen die hun uiterlijk verwaarlozen, beledigen daarmee hun Maker.
Daar komt bij dat mensen er zelf ook voordeel van hebben als ze er goed verzorgd uitzien. Zij voelen zich in het algemeen beter en hebben daardoor meer zelfvertrouwen.
Evenmin is hiermee gezegd dat cosmetische ingrepen per definitie verkeerd zijn. Er zijn tal van voorbeelden te bedenken van mensen met brandwonden of pigmentvlekken die met een behandeling goed geholpen zijn.
Maar er zijn wel degelijk vragen te stellen bij het gebruik van cosmetica alleen om er fraaier, aantrekkelijker uit te zien. De Bijbelse lijn is dat schoonheid eerst en vooral aan de binnenkant zit. God ziet het hart aan. Het uiterlijk mag niet verzorgd worden tot begeerlijkheden van het vlees. Daar waarschuwt de apostel Paulus voor (Rom. 13:14).
Heidense vrouwen waren gewoon de aandacht van mannen te trekken door te prikkelen met uitwendige versieringen. Zij kennen alleen maar de waarde van het uiterlijk en hebben daar dus alle aandacht voor. Gelovige vrouwen weten dat hun innerlijke schat veel kostbaarder is. Zij beseffen dat hun lichaam een tempel is van de Heilige Geest. Petrus schrijft dat het versiersel van een christin niet is „hetgeen uiterlijk is”, „maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God” (1 Petr. 3:3 en 4).
Ds. R. van Kooten, docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie, maakt in zijn boek ”Gij zult niet echtbreken” een treffende vergelijking. Heidense tempels waren vol uiterlijke pracht om daarmee te imponeren. De tempel in Jeruzalem was sober, van duurzaam materiaal, rein en zuiver. Maar daar gebeurden wel wonderen, meer dan in de heidense tempels.
Uiterlijke schoonheid gaat voorbij, innerlijke blijft. Ook als de innerlijke schone vrouw afscheid heeft moeten nemen van het leven. Wat blijft het langst in herinnering van oma? Haar uiterlijke schoonheid of haar innerlijke beschaving, wijsheid en godsvreze? Het antwoord is duidelijk. En veelzeggend.