Lezen? Niet over praten, gewoon dóén
HILVERSUM – Waarom zou je eigenlijk boeken lezen? Die vraag stond donderdag en vrijdag centraal op een congres van de Stichting Lezen. De teneur: laat alle literaire analyses lekker voor wat ze zijn, en concentreer je volledig op de leeservaring.
Lezen doet iets met je. Maar wát doet het dan precies? Daarover is nog heel veel onbekend, zei prof. dr. Dick Schram van de Vrije Universiteit in Amsterdam donderdag op het congres van de Stichting Lezen, gehouden in het Hilversumse Mediapark. „We weten wel het een en ander over de economische effecten, maar heel weinig over de eigenlijke uitwerkingen. Leidt het lezen van literatuur bijvoorbeeld tot sociaal gedrag?”
Volgens Schram is er heel veel getheoretiseerd over de functies van literatuur, maar is er nog altijd veel te weinig empirisch onderzoek. Overigens, gaf hij aan, uit het weinige onderzoek dat wél is gedaan, blijkt dat boeken lezen een mens niet per definitie socialer maakt.
Duidelijk is in elk geval dat lezen niet altijd met de lezer doet wat de critici ervan verwachten. Op het congres passeerden verschillende voorbeelden de revue van boeken die door de lezer totaal anders werden ontvangen dan door literatuurwetenschappers was gedacht.
Zo is er een groot Duits onderzoek dat middelbare scholieren een postmodern sprookje voorlegde. Het postmoderne element was hét wezenlijke kenmerk van het sprookje, zo vonden de critici eensluidend. Een grote groep middelbare scholieren die het verhaal las, onderkende echter totaal niets van dat aspect – terwijl de leerlingen het wel een mooi verhaal vonden.
De literatuurwetenschap kreeg er op meer punten van langs. Zo maakt ze, aldus prof. Schram, „heel erg een punt van het fictionele aspect van literatuur, maar dat blijkt in de leeservaring nauwelijks een rol te spelen. Je draait als lezer geen knopje om, zo van: nu is alles fictie. Daarvoor zijn realiteit en fictie te veel verweven.”
De grootste veeg uit de pan kwam van Bas Heijne, publicist en essayist voor onder meer NRC Handelsblad. Hij hekelde de manier waarop literatuur de achterliggende decennia het domein van de deskundigen is geworden. „Halverwege de twintigste eeuw is het ideaal van een algemeen gedeelde cultuur losgelaten. Academisch geschoolde specialisten namen de plaats in van het publiek, en daarmee verdween de ”Ulysses” van James Joyce uit het beeld van de gewone lezer.”
Maar het theoretisch lezen mag nóóit een doel in zichzelf worden, zo haalde Heijne de Bulgaarse filosoof Tzvetan Todorov aan. Want dan zet literatuur niet langer aan tot een beter begrip van jezelf en de wereld om je heen. „De laatste tijd is er veel te veel geclassificeerd, zodat auteurs helemaal samenvallen met een periode. Maar Louis Couperus schreef zijn roman ”Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan” niet om in een bepaalde stroming terecht te komen, maar juist om daaraan te ontsnappen.”
Over literatuur, kortom, moet je vooral niet te veel praten. Lezen moet je gewoon dóén. Maar als je eenmaal zover bent, wat kun je dan het beste halen in de bibliotheek?
Prof. Schram pleitte voor een keuze die recht doet aan het niveau waarop een lezer zit. „Niet iedereen hoeft altijd maar het hoogste te lezen. Het gaat erom dat je als lezer competent bent om je leesstof aan te passen aan je omstandigheden.”
Maar daar dacht publicist Heijne –die eerder de wereld van nu samenvatte in honderd boektitels– toch wat anders over. Hij verwees naar een foto waarop het omstreden sekssymbool van de jaren 50, Marilyn Monroe, in James Joyces ”Ulysses” zit te lezen. „Ze geniet ervan, juist omdát ze er zo weinig van begrijpt. Het is de inspanning van iemand die wil ontdekken, van iemand die buiten zichzelf wil treden.”
In zijn eigen jeugd maakte hij een soortgelijke ervaring mee. „Zoals moslims één keer in hun leven naar Mekka moeten, zo moesten en zouden wij in onze jeugd de toppen van de modernistische literatuur lezen. Als je het niet begreep, maakte dat de magie alleen maar groter.”