Vakantie in Duitsland
„Hehe, we hebben eindelijk vakantie hoor”, zucht de 15-jarige Marieke. Ze ploft op een keukenstoel neer. „Ja, we zijn weer lekker laat dit jaar”, vindt de twee jaar oudere Nienke. „Maar nu hebben we vakantie, en we gaan er van genieten”, zegt moeder. Ze schenkt thee in voor haar dochters. Het is herfstvakantie. Omdat ze in het noorden van het land wonen, hebben ze een week later vakantie dan de rest van het land. En morgen gaan ze op vakantie, naar Duitsland. Vader heeft een leuk huisje gevonden in Reinsdorf. Hun oudste zoon, Ronald, gaat dit jaar niet mee. Hij moet werken. Ze gaan met z’n vijven: vader, moeder, Nienke, Marieke, en hun 19-jarig adoptiekind Carolien. Toen ze één jaar was, hebben vader en moeder haar geadopteerd, en ze hebben er geen moment spijt van gehad. Vorig jaar hebben ze haar vertelt dat ze haar echte ouders niet waren. Gelukkig vatte Carolien het positief op, en ze heeft nooit naar haar echte ouders gevraagd.
„Wat veel platteland hier zeg, echt gaaf”, zegt Nienke enthousiast. Iedereen kijkt naar buiten. Ze rijden het dorpje Reinsdorf binnen. „En oud zeg, het lijkt wel of de tijd stil gestaan heeft”, zegt Carolien. Ze kijkt vol bewondering naar een oud kerkje. Ook moeder kijkt haar ogen uit. ”En oude huisjes. Komen wij ook in zo’n huisje?” ”Ik denk het wel, alles is hier oud”, antwoordt vader. Hij let goed op de weg, ze zijn er bijna. Hij draait een straat in. „Nummer 38 jongens, help even zoeken.” Iedereen zoekt naar de huisnummers. „32, 34, 36, hier pap, dit huis.” Vader remt af en parkeert de auto. „Leuk huis, inderdaad oud”, ziet Marieke. Stijf van het lange rijden stappen ze uit de auto. Gelijk gaat er bij het buurhuis een deur open en een vrouw komt op hen af. In het Duits begint ze tegen vader te praten en overhandigt hem de sleutel. Vijf minuten later staan ze binnen in hun onderkomen voor deze week.
„En dit is het plaatsje Wittenberg. Ik heb gehoord dat hier een mooie slotkapel staat. Zullen we die gaan bekijken?” „Ja leuk!” „Goed, dan parkeer ik hem hier”, knikt vader. Met z’n vijven lopen ze in de richting van de kerk. „De kerk is open”, ziet Nienke. „En kijk die man voor de deur! Het lijkt wel een monnik, met zo’n lang kleed aan! Echt iemand uit de oude tijd.” Iedereen lacht er om. „Het lijkt wel of hij een hamer heeft”, lacht Carolien. „Misschien is de deur kapot en gaat hij hem maken”, oppert Marieke. „Kan maar zo”, zegt Carolien. „Mam, zullen we een rondje om de kerk heen lopen?”, vraagt Nienke. Moeder knikt. „Ik ga even bij die man kijken”, zegt vader. Moeder gaat met haar drie dochters de kerk van alle kanten bekijken. „Kijk Nien, die ramen zijn helemaal van glas-in-lood”, zegt Carolien tegen haar zusje. Terwijl ze de kerk van top tot teen bekijken, loopt vader naar de man met de hamer toe. „Goedemorgen”, groet hij in het Duits. De man stopt met timmeren en groet vader terug. Geschrokken kijkt vader de man aan. Zijn ogen… en de trekken op zijn gezicht… zijn dochter Carolien lijkt sprekend op hem! De man ziet vader schrikken en kijkt hem verbaasd aan. Snel herstelt vader zich. „Is hij kapot?”, vraagt hij, wijzend naar de deur. De man schud zijn hoofd. „Nee. Maar er zijn hier mensen die aan de aflaathandel mee doen. En daar ben ik het niet mee eens. Ik heb een brief geschreven aan mensen van de kerk. En daarbij 95 stellingen gemaakt. Die ga ik hier op de deur vastmaken, zodat iedereen het kan lezen.” „Mag ik misschien vragen, wat is uw naam?” Vader kijkt de man gespannen aan. Zou het… zou het de echte vader van Carolien zijn? Het meisje, wat ze altijd als hun echte kind behandeld zijn? En zou dan…” „Mijn naam is Maarten Luther”, onderbreekt de man zijn gedachten. Met een schok komt vader tot de werkelijkheid terug. Hij is het! „Bent u het niet eens met wat ik doe?”, vraagt de man hem. Vader knikt. „Zeker wel, ik vind het erg knap van u dat u dit durft.” Ze praten nog even verder. Dan ziet vader vanuit zijn ooghoeken zijn vrouw en dochters aan komen lopen. Hij breekt het gesprek af. „Ik ga weer naar hun toe. Tot ziens!” De man groet hem vriendelijk terug. Snel loopt vader naar de rest toe.
„Zo, was de kerk mooi?” Vader probeert vrolijk te doen tegen de anderen. Marieke knikt. „Ja hoor, heel oud. U moet er ook maar eens een rondje omheen lopen.” Vader knikt afwezig. „Dat kan straks nog wel. Zullen we eerst een hapje eten? Het is al twaalf uur.” „Goed. Zoek maar een leuk plekje uit”, zegt moeder. „Gelukkig is het intussen droog. Dat bankje daar staat onder een afdakje, dat is in ieder geval droog. Gaan we daar op zitten?”, vraagt Nienke. Iedereen is het er mee eens. Terwijl iedereen gretig in een broodje hapt, vraagt Marieke: „is dat echt een monnik pap, die bij die deur staat?” Vader knikt. „Ja.” „Wat was hij aan het doen?”, vraagt Carolien nieuwsgierig. „Hij is stellingen aan de muur aan het slaan.” „Dat zal wel in de geschiedenis komen, dat is wel iets belangrijks”, zegt moeder. „Hoe heet hij? Dan gaan wij zijn geschiedenis schrijven”, grapt Marieke. Vader kijkt zijn vrouw strak aan. „Maarten Luther.” Moeder kijkt vader met grote ogen aan en wordt wit. „Mam, wat is er, wordt u niet goed?”, schrikt Nienke. „Ja, ja… ik geloof het wel”, stottert moeder. „Mam, wat is er?”, vraagt Carolien. „Kinderen, jullie moeten goed luisteren”, begint vader. Iedereen kijkt hem wat verbaasd aan door zijn ernstige toon. „Vertel maar”, moedigt Marieke hem aan. „Vroeger, toen Ronald net geboren was, heeft mama twee miskramen gehad. We dachten dat we geen kinderen meer konden krijgen en hebben ons aangemeld voor een adoptiekind. Toen kregen we Carolien, maar dat weten jullie allemaal. Daarna kregen we toch Nienke en Marieke nog. Daar zijn we erg dankbaar voor. Carolien heeft nooit naar haar echte ouders gevraagd.” Hij kijkt het clubje rond. Iedereen kijkt hem gespannen aan. Vader schraapt zijn keel en vertelt verder. „Mama en ik weten wel hoe jou echte vader heet”, gaat hij verder tegen Carolien. „En dat was zeker die monnik”, probeert Marieke een grapje te maken. Tot haar verbazing knikt vader heel serieus. „Juist.” Carolien staart hem met open mond aan. „Dus… eigenlijk staat mijn vader daar. Nou ja, ik vind u mijn echte vader. Maar toch…” Vader knikt zijn dochter toe. „Ja. Ga maar naar hem toe.” „Ga u mee?”, vraagt Carolien. Vader schud zijn hoofd. „Nee, dit moet je zelf doen.” Aarzelend staat Carolien op en loopt in de richting van haar echte vader. Ze kan het allemaal nog niet helemaal bevatten. Vorig jaar wist ze dat haar ouders niet haar echte ouders zijn. Dat vond ze in het begin best moeilijk, maar nu heeft ze er helemaal geen moeite meer mee. Maar om nu opeens haar echte vader te ontmoeten… Ze voelt de ogen van de rest in haar rug prikken. Ze kijkt achterom en krijgt een bemoedigend knikje van haar vader.
Als ze bij de deur aan komt, staan er twee jongens met Maarten Luther te praten. Carolien blijft op een afstandje staan en neemt haar vader goed in zich op. Ze lijkt inderdaad sprekend op hem. Ze heeft dezelfde ogen, en als hij lacht, krijgt hij kuiltjes in zijn wangen, net als zij zelf. Eindelijk lopen de jongens door, de kerk in. Maarten Luther kijkt haar even aan, en wil dan verdergaan met timmeren. Dan verschijnt er een verbaasde blik in zijn ogen en neemt hij haar nauwkeurig op. Carolien doet een stapje naar voren. „Goedemorgen… middag…”, stamelt ze. „Hoi”, groet hij terug, terwijl hij haar ondertussen van top tot teen op neemt. Carolien vat alle moed die ze heeft samen. „Bent u… gaat u… heeft u vroeger een dochter gehad en die afgestaan aan andere mensen?”, vraagt ze. Ze doet zich moedig voor, maar inwendig bibbert ze. Ze is heel bang dat hij niks met haar te maken wil hebben. Tot haar grote opluchting legt hij opeens zijn hand op haar schouder. „Kind… meisje… dat ik jou weer eens mag zien… Het is een groot wonder.” Carolien ziet dat hij emotioneel wordt. Zelf krijgt ze ook tranen in haar ogen. Vanuit haar ooghoeken ziet ze de twee jongens de kerk uit komen en hun verbaasd aankijken. Het kan haar niks schelen. „Ik wil heel graag met je praten. Je woont hier niet denk ik?” Carolien schud haar hoofd. „Nee, we wonen in Nederland. We zijn hier op vakantie, maar we gaan vanmiddag weer naar huis, we moeten volgende week weer naar school.” „Dat dacht ik al. Kunnen we nu even praten?” Carolien knikt. Samen lopen ze naar een bankje iets verderop. Carolien gebaart naar haar ouders dat ze even gaat praten, dat ze over een uurtje er weer is. Moeder knikt begrijpend en gebaart terug dat hun even weg gaan, dat ze zo weer terug komen.
Het uur is zo voorbij. Ze hebben veel dingen aan elkaar gevraagd, en zijn veel over elkaar te weten gekomen. Carolien ziet haar ouders en zusjes er weer aan komen. Ze gaan geduldig op een bankje zitten. Ze rond het gesprek af en spreekt met haar vader af dat ze nog een keer terug zal komen. „Ik ga weer verder met de stellingen. Ooit zal het in de kerkgeschiedenis komen te staan”, lacht hij. Carolien lacht ook. „Dan zal ik uw verhalen met bewondering lezen.” Ze nemen afscheid van elkaar. Het geluid van hamerslagen klinkt Carolien na als ze naar haar ouders en zusjes toe loopt.
„Dat was een heerlijke vakantie”, verzucht Marieke. „Ik ben toch blij dat ik weer in Nederland ben. Het is altijd leuk om naar huis te gaan”, vindt Nienke. Moeder knikt instemmend. „Daar ben ik het helemaal mee eens. Vakantie is heerlijk, maar thuis komen is pas echt vakantie.” Iedereen lacht. Het is een vaste uitspraak van moeder, die ze ieder jaar herhaalt. Carolien droomt weg. Deze vakantie is de belangrijkste vakantie ooit geweest voor haar. Ze heeft haar echte vader ontmoet. Ze heeft het thuis heel goed. Haar adoptiefouders zijn als echte ouders voor haar geweest. Maar ze is vastbesloten om in de volgende vakantie weer naar Wittenberg, naar haar vader Maarten Luther te gaan.