Lijden onder afgeketste liefde

Ze kan veel aan, maar voelt zich tegelijkertijd kwetsbaar. Het gedrag van haar zoon met PDD-NOS knakte het zelfvertrouwen van Ineke Baron-Janssen. „Elke morgen vraag ik of de Heere mij wil gebruiken en helpen. Dan gebeuren er wonderen. Gods liefde opende mijn hart voor het gevangeniswerk.”

29 October 2010 08:47Gewijzigd op 14 November 2020 12:19
Ineke Baron-Janssen. Foto Nico Hofstra
Ineke Baron-Janssen. Foto Nico Hofstra

Ze verontschuldigt zich voor de rommelige tuin rond haar huis in de weilanden buiten het Friese Bakkeveen. „Helaas heb ik daar geen tijd voor.” Ineke Baron (53) en haar echtgenoot Tjeerd genieten van het uitzicht vanuit hun woning. „Vroeger móést ik naar buiten bij mooi weer. In dit huis met zo veel glas heb ik daar minder last van.”

Baron praat gemakkelijk. Over haar (pleeg)kinderen, de boeken die ze schreef, het werk in de gereformeerde kerk vrij­gemaakt te Haulerwijk en in de gevangenis. En over de psychosociale en psychopastorale studies die ze doet. „Ik wil een eigen praktijk als christelijke therapeut starten.”

Het gesprek valt stil als naar voren komt dat Baron graag met gevangenen over het maken van keuzes praat. Over de beste keus die ze zelf maakte, hoeft ze niet lang na te denken: „Dat ik werkelijk geloofde een kind van God te zijn, want daar vloeit alles uit voort.” Het antwoord op de vraag naar de slechtste keus komt pas na een stilte. „Dat weet ik niet. We hebben enkele jaren geleden een Roemeense jongen, Chris, na zijn vrijlating uit een Nederlandse gevangenis in huis genomen. Zonder hem te kennen. Er is daarna veel gebeurd wat me soms op het randje van mijn energie bracht. Maar een slechte keus? Nee, ik zou het zo weer doen. We beschouwen Chris en zijn vriendin Catalina in feite als onze pleegkinderen.”

Hoe reageerde de buitenwacht toen u zich over een ex-gevangene ontfermde?

„Dat wij ons huis zo gemakkelijk open­zetten? We voelden dat God deze jongen op onze weg plaatste. Soms snap ik niks van mijn leven. We laten een ex-gevangene bij ons wonen en wat later zijn vriendin. En we genieten er ook nog van. Ik ga verhalen schrijven en die worden zelfs uitgegeven. Ik leid de gespreksgroepen in de peniten­tiaire inrichting in Lelystad, terwijl ik altijd planken­koorts had. Als er vroeger een nieuwe voorzitter van de vrouwen­vereniging gekozen moest worden, bleef ik een paar vergaderingen thuis. Dan was het geregeld als ik weer ging. Sinds ik elke morgen mijn dag begin met het gebed: Heer, gebruik mij ook vandaag weer in Uw dienst, plaatst Hij dingen op mijn weg die ik aankan en gebeuren er wonderlijke dingen.”

Wonderen?

„Mijn kantoortje op de eerste verdieping is een multifunctionele ruimte. We woonden er zelf tijdens een verbouwing. Na die tijd heb ik een ladekastje gevuld als gastenkastje. Alles zit erin, van tandenborstel tot pampers. Drie weken later logeerde er in mijn kantoor een Roemeense vrouw die een tijdje in Nederland was om haar man in de gevangenis in Veenhuizen te bezoeken. Ik had veel contact met haar echtgenoot. Deze Roemeen vroeg mij ook onderdak voor Chris te regelen. Zo’n leuke jongen mocht volgens hem niet op straat belanden. Het gaat nu heel goed met Chris. Heerlijk is dat. Ik geniet ervan het positieve in mensen naar boven te halen.”

Wat voor moeder wilt u zijn?

„Iemand die haar kinderen zo veel mogelijk vrijlaat. Die hun de ruimte geeft zélf na te denken en dingen te ontdekken. Met woorden, maar ook door te leven zoals ik denk dat Christus dit Zelf van me vraagt.”

Hoe doet u dat?

„Door te laten merken dat het leven met de Heere goed is. Leven vanuit Zijn liefde. Oog hebben voor elkaar, luisteren naar elkaar.”

Hoe leef je liefde voor?

„De kinderen zeggen: Zoals jullie van elkaar houden, wil ik van mijn partner houden. Ik denk dat mijn man en ik onze liefde tonen door dingen voor elkaar te doen, samen op de bank te zitten en elkaar een knuffel te geven. Ik had niet in de gaten welke impact dit op onze kinderen heeft gehad. Ik kom er steeds meer achter hoe belangrijk liefde is. Kortgeleden liep ik daar in de gevangenis tijdens een gesprek met moslimjongeren keihard tegen aan. „Liefde”, reageerde een van hen. „Dat bestaat niet.””

U vindt vrijheid voor kinderen belangrijk. Stelt u grenzen?

„We sturen bij en hanteren regels. Bijvoorbeeld dat kinderen elkaar niet het hoofd inslaan, maar een ruzie met woorden afhandelen. En daarin wel eerlijk hun mening mogen zeggen. Ook naar ons toe, al is dat niet altijd leuk, natuurlijk. Belangrijk is hoe je als ouder grenzen aangeeft. Wanneer uit de Bijbel niet duidelijk wordt of hedendaagse gebruiken goed of fout zijn, moet je voorzichtig zijn met het noemen van Gods Naam. Neem het afwijzen van computeren op zondag. Ik zou daarbij eerder het samenzijn als familie als argument gebruiken om niet achter een laptop te kruipen.”

Vijf kinderen zijn inmiddels getrouwd. Hoe kijken zij op uw aanpak terug?

„Ze laten regelmatig merken blij met ons te zijn. Met woorden en via een knuffel. Dat doet ontzettend goed. En alle kinderen zijn betrokken leden van de kerk.”

Dat zal dankbaar stemmen.

„Ja, dat is echt ondanks ons, zeggen mijn man en ik vaak. Aan het eind van elke dag moet ik constateren dat ik dingen niet goed heb gedaan. Het is zo waardevol ook dit in Gods handen te mogen leggen.”

U kreeg enkele „makkelijke” kinderen en toen kwam Rutger. Hij straalde uit: blijf van mij af. Ouderliefde ketste af.

„Het was verschrikkelijk. Ik heb daardoor leren zien hoe vaak wij God op het hart trappen, wat wij Hem aandoen door Zijn liefde te negeren en Hem te kwetsen. Bij Rutger (22) ging alles zo anders. Ik wilde hem net zo opvoeden als de anderen, maar dat lukte niet. Het botste voortdurend.”

In uw boek ”Ons kind heeft PDD-NOS” vertelt u niet alleen uw eigen verhaal, maar probeert u ook in de huid van Rutger te kruipen. „Ik haat Haar”, laat u hem denken.

„Ja, ik begreep hem niet en hij mij niet. Als ik Rutger straf wilde geven, blikte ik in vragende ogen. Wat heb ik verkeerd gedaan? Waarom ik dan bijna ontplofte, vatte hij helemaal niet. Tegelijk kwetste hij mij voortdurend. Ik had op een gegeven moment het gevoel niet meer van hem te kunnen houden. Dat was zó erg. Ik ging twijfelen aan mijzelf, voelde me waardeloos en een slechte moeder en werd depressief.”

Eens wilde u zelfs niet meer bidden.

„Rutger kwam ’s avonds niet thuis en mijn man en ik zaten met hete hoofden tegenover elkaar. Toch heb ik God aangeroepen en Hem eerlijk verteld hoe boos ik was. Nadat ik amen had gezegd, vloeide de boosheid weg en kort daarop kwam Rutger opdagen. Wonderlijk. Juist op momenten dat ik het niet meer redde, was God nabij. Hij hoort ons écht. Wij lezen het in de Bijbel, maar durven het zo vaak niet te geloven.”

Is uw zelfvertrouwen geknakt?

„Ik was blij dat ik al kinderen had, voordat Rutger geboren werd. Daardoor wist ik dat ik wel kon opvoeden. Langzamerhand ontdekte ik dat er iets met Rutger moest zijn en dat de problemen niet alleen door mij ontstonden. Na hem kregen we nog een zoon en kwam ik erachter dat ik het op­voeden niet verleerd was. Een opluchting.”

Toen Rutger negen was, werd de diagnose PDD-NOS gesteld. Wat houdt dit in?

„In een maatschappij staan die jij niet begrijpt, terwijl de mensen jou niet snappen. Korte voelsprieten hebben op sociaal vlak. Het gekke is dat Rutger zich bij anderen veel beter gedroeg. Als ik mensen hoor praten over andermans probleemkinderen –zo van: „Geef mij dat kind maar een paar weken en je zult zien dat”–, dan denk ik: „Je weet niet wat je zegt. En je weet niet hoe je ouders kwetst.” Ik voelde me in elk geval ontzettend falen en verlangde begrip. We kregen later van deskundigen het advies ons te pantseren tegen Rutgers reactie, omdat hij de dingen niet bedoelde zoals wij meenden. Deze raad betekende een enorme opluchting. Bij Rutger maakt de erkenning waar zijn zwakheden zitten dat veel wederzijds begrip is ontstaan. Dit geldt ook voor mijzelf. Het gaat de laatste jaren veel beter tussen ons. We genieten weer van elkaar.”

Dat gaf ruimte om een boek te schrijven?

„Ik schreef om dingen te kunnen plaatsen, niet om een boek uit te geven. Dagen achter elkaar haalde ik herinneringen op, maar toen moest ik stoppen om niet terug te zakken in depressiviteit.”

Terugblikken deed nog te veel pijn?

„Ik beleefde het nog eens., al was dat goed. Een zwager adviseerde het manuscript op te sturen, omdat het anderen tot steun zou kunnen zijn. Na een positief oordeel van uitgeverij Boekencentrum heb ik aan het boek gewerkt, maar de drukproef is op mijn verzoek door mijn schoonzus gecorrigeerd. Ik hoef het verhaal niet meer te lezen, al blijft het goed om het geschreven te hebben. Het leverde ons gezin veel goeds op.”

Wat vormde een keerpunt in uw leven?

„Niet alleen door Rutger raakte ik in een depressie, maar ook door het feit hoe we met elkaar omgaan in de kerk. Zijn we echt volgelingen van de Heere Jezus als we onze naaste in de kerk of daarbuiten niet zien staan? In 2005 woonde ik een vierdaagse conferentie bij, over machtsmisbruik in kerk, gezin en maatschappij. Ik leerde zien dat elk mens door God geschapen is en dat ik geen haar beter ben dan anderen. Dat ik op de knieën moest. In dat jaar daarop ontmoette ik iemand die kerkdiensten in de gevangenis in Veenhuizen bijwoonde. Ik kreeg verlangen naar dat werk en ik mocht een paar maanden later ook deze kerk­diensten bijwonen. Al snel had ik het gevoel nooit meer van dit vrijwilligerswerk af te komen. Ik geef om gevangenen. De contacten met hen vormen een van mijn meest waardevolle activiteiten. Tegenwoordig doe ik vrijwilligerswerk voor Gevangenenzorg Nederland, onder meer in de penitentiaire inrichting in Lelystad. Twee- of driewekelijks leid ik gesprekgroepen met gevangenen, waarbij thema’s als vergeving, slachtofferrol, en sorry zeggen aan de orde komen.”

Optrekken met criminelen?

„Als iemand mij vertelt wat hij gedaan heeft, zal ik dat nooit goedpraten. Maar ik hoef daar ook niet over te oordelen. Ik zeg vaak tegen de mannen: Als ik naar het tv-programma Opsporing verzocht kijk, zie ik criminelen. In de gevangenis ontmoet ik mensen, die waardevol zijn in Gods ogen. Ik heb evengoed vergeving nodig. Er wordt zo gemakkelijk gezegd: „Mij overkomt zoiets niet.” Maar wat als jij opgegroeid bent met een moeder die altijd liegt?”

Voelen gevangenen zich uitgekotst door de samenleving?

„Sommigen denken dat we als vrijwilligers geld krijgen. Als we vertellen dat we dit werk voor niets doen, raakt hen dit. Mensen die écht belangstelling voor hen hebben. Als ze dan vragen waarom we dat doen, zeggen we ook vaak: „Omdat jij belangrijk bent.” En daarbij is onze drive dat alle mensen voor God belangrijk zijn. We mogen niet evangeliseren, maar sommige vragen bieden wel een aanknopingspunt tot een gedachtewisseling. Soms zegt iemand: Jullie hebben iets wat ik mis. Wat is dat?”

Wat doet het gevangeniswerk een mens?

„Ik verlaat de penitentiaire inrichting vaak met een dubbel gevoel. Het was fijn er te mogen zijn en iets te kunnen betekenen. Maar soms huil ik vanbinnen. Vanwege de gebrokenheid. Wat is een mens als hij zijn zaakjes zelf moet opknappen.”

Bij wie kunt ú uithuilen?

„Het is ongeveer anderhalf uur rijden naar huis. Tijdens die rit leg ik de gevangenis­ervaringen en al deze mannen voor God neer. Thuis kruip ik naast mijn man op de bank. Hij is een baken in zee.”


Levensloop Ineke Baron-Janssen

Ineke Baron-Janssen werd op 14 juli 1957 in Ter Aard geboren. Ze trouwde met Tjeerd Baron. Het echtpaar kreeg zeven kinderen. Ineke Baron doet vrijwilligerswerk voor Gevangenen­zorg Nederland en geeft Alpha-cursussen en catechisatie. Ze schreef een strip voor Terdege Junior en publiceerde bij uitgeverij De Banier diverse jeugdboeken over thema’s als pesten, homofilie en eetproblemen, en bij Vuurbaak een jeugdboek over occultisme. Deze maand verscheen bij Boekencentrum ”Ons kind heeft PPD-NOS”, waarin Barons ervaringen met haar zoon Rutger aan bod komen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer