Opinie

Commentaar: Nederland mag best een beetje van zich afbijten

Ministers van Financiën van de twintig invloedrijkste landen (G20) bereikten zaterdag in Zuid-Korea een akkoord dat direct al historisch werd genoemd. Afgesproken is dat Europa ruim baan maakt in het bestuur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) ten gunste van opkomende landen.

26 October 2010 11:57Gewijzigd op 14 November 2020 12:16

Dat is zonder meer terecht. Sinds het hulpfonds in 1944 werd opgericht –om landen in financiële nood met leningen te steunen– is er nauwelijks gesleuteld aan de machtsverhoudingen binnen het IMF. En dat terwijl de wereldeconomie sindsdien toch een forse transformatie heeft ondergaan, waarbij de westerse wereld onmiskenbaar aan invloed heeft ingeboet.

Zo is het aandeel van de EU in de mondiale economische koek sinds 1980 gedaald van 30 naar 21 procent, vooral ten gunste van Brazilië, Rusland, India en China, tezamen ook wel de BRIC-landen genoemd. Zeker nu Europa en de VS hard zijn getroffen door de internationale kredietcrisis, die zo’n twee jaar geleden haar hoogtepunt bereikte, zal die trend de komende jaren niet worden gekeerd.

Enerzijds is dat zorgelijk, anderzijds betekent het óók dat steeds meer inwoners van landen die tot voor kort niet zelden met de term ontwikkelingsland werden aangeduid, zich kunnen ontworstelen aan hun armoede.

Dat Europa nu moet inleveren lag voor de hand: met maar liefst 9 van de in totaal 24 zetels had het continent een wel erg grote vinger in de pap. Die weinig representatieve verhoudingen binnen het IMF leidden in de achterliggende jaren zelfs tot strubbelingen. Vooral de reddingsoperaties van het IMF na de financiële crisis in Azië van eind jaren negentig zetten bij sommige landen in dat werelddeel kwaad bloed. Omdat zij zichzelf nauwelijks door die club gerepresenteerd wisten, voelden de opgelegde maatregelen alsof de VS en Europa hun westerse wil dicteerden.

De komende jaren zal moeten blijken of het geven van meer stemrecht aan de nieuwe sterren aan het economische firmament er ook voor zal zorgen dat zij zich daadwerkelijk meer verantwoordelijk voelen voor het reilen en zeilen van de wereldeconomie.

Het pijnlijke aan de zaterdag overeengekomen bestuurswissel is wel dat Nederland hiervan de dupe zou kunnen worden. Nu de grote Europese landen als Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk al hebben aangegeven dat zij hun zetel in ieder geval niet opgeven, groeit de verwachting dat onder meer Nederland pas op de plaats maakt.

Zeker nu de komende jaren de houdbaarheid van het financiële systeem centraal staat, is dat bijzonder jammer. Hoewel Nederland geen lid is van de G20, mocht voormalig premier Balkenende alle afgelopen vijf toppen aanschuiven. Dat was mede te danken aan zijn omvangrijke netwerk, maar ook aan de positie van Nederland op het mondiale economische toneel (16e economie van de wereld), zijn omvangrijke financiële sector en zijn rol als nettobetaler. Met dat in het achterhoofd mag Nederland de komende tijd best een beetje van zich afbijten om zijn vooraanstaande plaats binnen de internationale economische gremia te behouden (IMF, Wereldbank) dan wel te claimen (G20).

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer