Olieramp BP doodde blauwvintonijnen
BRUSSEL (IPS) – De recente olieramp in de Golf van Mexico kon op geen slechter moment komen voor de blauwvintonijn. Die was net naar het gebied afgezakt om voor een nageslacht te zorgen.
Uit een analyse van het European Space Agency (ESA) bleek deze week dat een vijfde van de jonge vissen de ramp niet heeft overleefd.
Blauwvintonijn is een van de grootste vissen ter wereld, maar ook een ernstig bedreigde soort. In de voorbije dertig jaar is het visbestand met 82 procent achteruitgegaan. Het is dan ook erg belangrijk dat de vis ongestoord kan paaien in april en mei, maar dat waren precies de maanden waarin wekenlang miljoenen liters olie per dag in zee terechtkwamen na een explosie op het olieplatform Deepwater Horizon op 20 april.
Het ESA analyseerde radarbeelden van de satelliet Envisat en andere internationale satellieten in combinatie met gegevens over de stromingen en bekende paai- en foerageergebieden van de tonijnen. Meteen nadat ze uitkomen, gaan larven van tonijnen op zoek naar voedsel dicht bij het wateroppervlak. Als zich daar olie bevindt, is die naar alle waarschijnlijkheid dodelijk voor de jonge vissen.
Uit het vergelijken van de gegevens concluderen de wetenschappers dat het olielek waarschijnlijk meer dan een vijfde van de jonge tonijnen fataal geworden is. „Deze analyse geeft ons de mogelijkheid om de impact beter te begrijpen en sterke beleidsaanbevelingen te doen rond de tonijn”, zegt David Guggenheim van de Ocean Foundation. „Bovendien biedt deze aanpak nieuw gereedschap voor onderzoekers en voor besluitvorming bij gelijksoortige rampen in de toekomst.”
De ESA-analyse hield enkel rekening met de effecten van de olievlek, maar milieuverenigingen wijzen ook op de duizenden tonnen chemicaliën die gebruikt zijn om de olie te bestrijden.
Behalve door vervuiling wordt het voortbestaan van de blauwvintonijn bedreigd door intense overbevissing.