Commentaar: Prestatiebeloning in onderwijs hachelijke zaak
Het kabinet-Rutte wil prestatiebeloning invoeren in het onderwijs. Het idee hangt scholen al jaren boven het hoofd, maar het blijft een riskante onderneming. Daarom is het er nog steeds niet van gekomen, althans niet in het basis- en voortgezet onderwijs. Universiteiten en hogescholen kennen wel vormen van prestatiebeloning waarmee zij extra overheidsgeld voor onderwijs en onderzoek kunnen binnenhalen.
Prestatiebeloning (een extra periodiek, een toelage, studiefaciliteiten, meer zorgverlof) is heel gewoon in het bedrijfsleven, waar harde verkoopcijfers gelden. Worden deze gehaald, dan profiteert de medewerker daarvan. Het pleidooi om dit systeem ook in het onderwijs in te voeren, past bij de trend om scholen steeds meer als bedrijven te zien die afgerekend worden op hun resultaten. Bovendien zou prestatiebeloning een probaat middel zijn om leraren langer in het onderwijs te houden en de voortijdige uitval van leerlingen –vooral in het mbo een groot probleem– tegen te gaan. Zo gemakkelijk ligt het echter niet.
Scholen werken niet met verkoopcijfers, maar met leerresultaten. Die zijn, ondanks de vele tests en toetsen, op zich al niet eenvoudig vast te stellen. Leerlingen leren immers niet alleen op school, maar minstens zo veel daarbuiten. Nog veel moeilijker wordt het die leerresultaten te koppelen aan de inzet van een individuele leraar. Welke docent verdient de bonus wel, welke niet?
Leraren zijn ook mensen. Worden zij door prestatiebeloning niet onbedoeld gestimuleerd zich te focussen op het realiseren van de doelen die direct verbonden zijn met een extra bonus? Zo’n houding is wezensvreemd voor het onderwijs. De leraar die veel aandacht besteedt aan zwakke leerlingen die het desondanks toch niet redden, is pedagogisch gezien van grote waarde, maar ziet dat niet terug op z’n bankrekening.
Of prestatiebeloning leraren langer in het onderwijs houdt en de voortijdige uitval van leerlingen tegengaat, is zeer de vraag. De eerste ervaringen in de VS hiermee stemmen niet positief. De regering-Obama voerde om genoemde redenen het Teacher Advancement Program in, maar uit een tussentijdse evaluatie, deze zomer, blijkt dat de hooggespannen verwachtingen niet uitkomen.
Prestatiebeloning in het onderwijs is een lastig begaanbare weg. Dat vindt ook een aanzienlijk deel van de leraren zelf, verenigd in de grootste onderwijsbond AOb. Het kabinet-Rutte doet er verstandig aan af te zien van zijn voornemen en een reeds bestaande variant te promoten: prestatiebekostiging. Bij dit systeem ontvangen goed functionerende scholen, zulks te beoordelen door de onderwijsinspectie, extra geld. Het is vervolgens aan het schoolbestuur die bonus zodanig in te zetten dat ook de leraren ervan profiteren.
De mogelijkheden daarvoor zijn legio: het verkleinen van de klassen waardoor de werkdruk vermindert, extra budget voor scholing, de aanschaf van nieuwe leermiddelen, et cetera. Het grote voordeel van prestatiebekostiging is de collectiviteitsgedachte. Niet de inzet van de individuele leraar, maar het totale resultaat van de school is bepalend.