Cultuur & boeken

Nederland in 
het jaar 1790

De naam Georg Forster is niet zo heel erg bekend. Je moet redelijk goed thuis zijn in de tweede helft van de achttiende eeuw om te weten dat de Duitser zich in de veertig jaar van zijn korte leven een reputatie heeft opgebouwd als natuuronderzoeker en wereldreiziger.

Dr. A. Th. van Deursen
18 October 2010 12:11Gewijzigd op 14 November 2020 12:11
Foto Tuepflis Global Village Library
Foto Tuepflis Global Village Library

Een van die reizen ging naar de landen die nu Nederland en België heten. Forster heeft er verslag van gedaan in het boek dat voor het eerst in 1792 is verschenen, en nu herdrukt in Nederlandse vertaling, onder de titel ”Het vuur nog geenszins gedoofd. Een reis door de Lage Landen in 1790”.

België heeft hem meer geboeid dan Nederland. Hij besteedt er tweemaal zo veel ruimte aan, en doet Nederland af in zestig bladzijden. Dat is ook wel te begrijpen. De Belgen waren toen met een revolutie bezig. Forster vond dat interessant. Hij was zelf een warm vriend van de Franse Revolutie, en gaat met grote uitvoerigheid in op de Belgische politieke perikelen. Aan de doorsnee-Nederlandse lezer is dat niet zo goed besteed. Die moet zich dus schadeloos stellen aan de vijf hoofdstukken over Nederland.

Wat mag hij daar dan van verwachten? In elk geval niet wat de omslagtekst hem voorspiegelt. Die beweert dat we te maken hebben met een „wetenschappelijk gefundeerd reisverslag.” Dat is het helemaal niet, maar juist daarom is het wel amusant. Niet omdat Forster zo’n snaakse geest is. Hij komt zelden uit de plooi. Maar het is een buitengewoon eigenwijze, zelfverzekerde man die uiterst krasse oordelen velt over mensen en dingen die hij voor de eerste maal in zijn leven ziet.

Zo bezoekt hij bij voorbeeld in de Grote Kerk van Delft „het kostbare, maar smakeloze monument voor prins Willem de Eerste”, en ontmoet hij, op de wandeling van Scheveningen naar Den Haag, „vissersvrouwen die er onmogelijk nog lelijker, heksachtiger of grover hadden kunnen uitzien.”

Forster weet het ook altijd beter, zonder dat hij iemand iets hoeft te vragen. In Schiedam wilden ze „ons wijsmaken dat er tegen de tweehonderd jeneverstokerijen waren.” Toch hebben de Schiedammers helemaal niet overdreven. Er waren toen zelfs 220 van die bedrijven. Jenever wilde er bij de Hollanders wel in.

Forsters oordeel over de Nederlanders is overigens buitengewoon gunstig, al vrees ik dat we daarin het beste bewijs van zijn oppervlakkigheid moeten zien. Volgens hem stonden de Nederlanders ver boven hen die we nu Belgen noemen, „kleine, miezerige lieden.” Misschien konden die arme mensen in Vlaanderen en Brabant er ook niet zo veel aan doen. Zij hadden jaren lang gebukt moeten gaan onder het juk van de paapse hiërarchie, in hart- en geestdodende slavernij. Geen wonder dat hun menselijke natuur diep gezonken was. De reis door Holland daarentegen liet bij hem onuitwisbare, zeer aangename herinneringen achter.

Niet alles was goed in die noordelijke gewesten. Helaas heerste in Holland „nog altijd de onverdraagzame synode van Dordrecht.” Was het maar waar, denk je dan. Veel kritiek heeft Forster ook op de manier waarop Hollandse meisjes zich kleedden. Vormeloze katoenen rokken met lange afstaande slippen, pantoffels zonder hakken, „afschuwelijke bolle onderrokken”, en op het hoofd een nauwsluitend kapje van fijn gaas, dat al het haar verborg. Een vrouw moest wel buitengewoon knap zijn als ze in deze uitrusting nog het aankijken waard was. Nee, 
een buitengewoon beleefd man was professor Johann Georg Adam Forster niet. En je zult ook niet gauw een boek in handen krijgen dat zo stijf staat van de vooroordelen.

Het vuur nog geenszins gedoofd. Een reis door de lage landen in 1790, Georg Forster; vert. Gerlof Janzen; uitg. Cossee, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 5936 279 6; 251 blz.; € 26,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer