Consument

’t Hijgend hert

„’t Hijgend hert, der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar het genot.”

15 October 2010 16:06Gewijzigd op 14 November 2020 12:09

Bij de christelijke beleving van de jacht kunnen die aangepaste beginregels van Psalm 42 niet ontbreken. Het zingen ervan is een van de weinige momenten waarop de jacht een plekje heeft in de viering van de gemeente. Vooral in het Oude Testa­ment komt het „wild gediert des velds”, het jagen en vangen, met enige regelmaat ter sprake, maar wel als een borduurdraadje dat opduikt en weer verdwijnt. Om in het Nieuwe Testament (NT) zo goed als geheel naar de achterkant van het borduurwerk te verdwijnen. Dat lijkt op miskenning, maar dat valt mee. Staat het NT niet volledig in het teken van die grote onthulling van het borduurwerk dat geschiedenis heet, en dat God in de verborgenheid maakt?

In het Oude Testament vormt de wildernis het donkere decor van de rode draad die daardoorheen loopt: Gods heilsgeschiedenis met Israël. Ezau de jager moet het afleggen tegen Jakob de huisman. Toch mag de natuur ook daar al iets merken van het heil voor Israël en krijgt het „bouwen en bewaren” van Genesis gestalte in aller­lei voorschriften, zoals die rond het leeg­halen van vogelnestjes in Deuteronomium 22.

In het Nieuwe Testament komt de schaduwkant van de wildernis even heel nadrukkelijk naar voren bij de verzoeking van Jezus in de woestijn (Markus 1:13), waar de satan en het wild gedierte in één adem worden genoemd. Of vangen we daar een eerste glimp op van Jezus’ verlossings­werk, waarin ook de gevallen schepping, het wild gedierte incluis, eens zal delen?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer