De macht van het systeem
Aanslagen en folteringen staan ver van ons bed, maar iedereen is ertoe in staat, zegt de Amerikaanse psycholoog Philip Zimbardo in zijn recent vertaalde boek ”Het Lucifer effect”. „En nee, u bent geen uitzondering.”
Toen de Amerikaanse psycholoog Zimbardo op een avond in 2004 de televisie aanzette, kreeg hij beelden over zich heen uit de Iraakse gevangenis Abu Ghraib. De zender toonde foto’s van naakte lichamen die waren opgestapeld als een piramide en van gevangenen die gedwongen werden te masturberen terwijl mannelijke en vrouwelijke Amerikaanse bewakers lachend toekeken. De bewakers hadden zich zonder scrupules bij dergelijke taferelen laten vastleggen, hun duimen jolig in de lucht.
„De soldaten die dergelijke gruwelijkheden begaan, zijn rotte appels in de kist”, verklaarde brigadier-generaal Mark Kimmit enige tijd later voor de televisie. „Maar”, vroeg Zimbardo zich af, „wie zegt dat dit geïsoleerde gevallen zijn?” Onwillekeurig drong zich bij hem de vergelijking op met een wereldberoemd geworden experiment dat hij in 1971 uitvoerde aan de universiteit van Stanford. Daaruit bleek juist dat vaak niet de appel maar de kist het eerste probleem is. Ofwel: in een slechte kist worden goede appels binnen de kortste keren slechte appels.
Wat deed Zimbardo in 1971? Hij plaatste 24 studenten in een gevangenissetting en verdeelde de groep willekeurig in bewakers en gevangenen. De gevangenen kregen gevangenisplunje aan, terwijl de bewakers in uniform werden gestoken. „Zorg voor orde, maar gebruik geen geweld”, kregen de laatsten als opdracht mee. Zimbardo en zijn onderzoeksteam keken vervolgens via een videoverbinding mee hoe ‘het spel’ zich ontwikkelde.
Binnen de kortste keren begonnen de deelnemers zich naar hun rol te gedragen: de gevangenen namen een onderdanige houding aan en de bewakers gingen hun macht tonen. De laatste groep begon al snel verbaal geweld in te zetten tegenover de ‘ondergeschikten’, maar daar bleef het niet bij. Er volgden ook allerlei vormen van fysieke vernedering. Na vijf dagen liep de situatie zodanig uit de hand dat Zimbardo het experiment op dag zes moest stopzetten. Zimbardo had er veertien dagen voor uitgetrokken.
Het onderzoek in Stanford toonde ondubbelzinnig aan hoe doodgewone Amerikaanse jongeren binnen een paar dagen konden transformeren tot kwaadaardige bewakers. Daarbij was de situatie waarin ze zich bevonden van elementair belang. Bewakers bleven buiten de gevangenis vaak alleraardigste mensen, maar veranderden in dienstverband tot bijzonder nare en kwaadaardige figuren (zie kader).
Niet alle bewakers gingen zich te buiten aan extremiteiten, maar niemand sloeg met de vuist op tafel en verklaarde dat het zo niet langer kon. De passief toekijkende bewakers waren zo „lijdzame handlangers van het kwaad” geworden.
Zimbardo raakte bij het proces tegen de bewakers van Abu Ghraib betrokken als getuige-deskundige en hield zich in die hoedanigheid opnieuw diepgaand bezig met het experiment uit 1971. In het boek dat hij daarop schreef, ”Het Lucifer effect”, blikt hij gedetailleerd terug op de gang van zaken in de ‘gevangenis’ en de nasleep. Hij betrekt daarbij veel andere onderzoeken die inzicht geven in de vraag waarom „gewone mensen zich laten verleiden tot het kwaad.”
De beschrijvingen in het boek zullen voor veel lezers wel eens te uitgebreid zijn, maar abstract en afstandelijk is de tekst allerminst. Zimbardo stelt de lezer namelijk voortdurend voor de vraag hoe hij zich in een bepaalde situatie zou gedragen. Mensen die denken dat ze een uitzondering op de regel vormen, waarschuwt hij dat „deze, statistisch gesproken, ongegronde overtuiging (want de meesten van ons denken zo) u des te kwetsbaarder maakt voor omgevingskrachten, juist omdat u hun macht onderschat door uw eigen macht te overschatten.”
Wat maakt dat mensen, ondanks hun morele overtuigingen, toch actoren van het kwaad kunnen worden? Bijvoorbeeld het feit dat ze zich in de regel conformeren aan de meerderheid. Bij een onderzoek dat Zimbardo bespreekt, kregen mensen een aantal lijnen te zien en vervolgens de vraag voorgelegd welke lijn langer was. Vrijwel iedereen antwoordde daar correct op, maar toen een groep andere mensen hun waarneming in twijfel trok, veranderde een aanzienlijk deel alsnog van positie. Uit andere onderzoeken (en de geschiedenis) blijkt bovendien dat een autoriteit zodanige omstandigheden kan scheppen dat hij vrijwel absolute gehoorzaamheid kan afdwingen.
Inzichtgevend zijn ook de dingen die Zimbardo schrijft over het effect van ”dehumanisering”. Tijdens de genocide van 1994 in Rwanda waren de Tutsi’s gedegradeerd tot „kakkerlakken”, en waarom zou je die niet mogen uitroeien? Chinezen spraken tijdens de tweede Chinees-Japanse oorlog van 1937-1945 over Japanners als „dingen”, en de Amerikanen bestempelden de Vietnamezen tijdens de Vietnamoorlog consequent als „spleetogen.” Als de ander geen mens meer is zoals jij, is de stap naar geweld nog maar klein.
Zimbardo stelt dat degenen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke terminologie medeschuldig zijn aan de misdaden die daaruit volgen. Dat geldt ook voor degenen die verkeerde structuren scheppen. Zo legt hij in het geval van Abu Ghraib schuld bij degenen die het wangedrag door bewakers mogelijk maakten, door een verziekt gevangenisklimaat te scheppen en te accepteren. Tot president Bush toe formuleert Zimbardo een hele reeks aanklachten.
Het zal duidelijk zijn dat Zimbardo met frases als ”ieder mens is in wezen goed” niet uit de voeten kan. ”Geneigd tot alle kwaad”, komt meer in de richting. Toch kiest de inmiddels 77-jarige psycholoog in zijn mensbeeld niet enkel voor zwarte kleuren.
In het aloude debat over ”nature” en ”nurture” (Worden we goed geboren en gecorrumpeerd door een slechte samenleving of slecht geboren en gehumaniseerd door een goede omgeving?) kiest hij een middenpositie. Misschien heeft ieder het vermogen goed of slecht te worden, zachtaardig of wreed, altruïstisch of juist egoïstisch, oppert hij. En ligt het aan de sociale omstandigheden welk „bouwplan” zich ontwikkelt. Hij sluit het boek dan ook af met tien tips aan de lezer om zijn zelfstandigheid te bewaren tegenover om het even welk systeem. Iemand kan zelfs een „held” worden door simpelweg aan zijn eigen morele overtuiging vast te houden.
Het boek laat nog wel wat vragen open. Het kwaad zit bij Zimbardo primair in het systeem en niet in het in individu. Wat betekent dat precies voor de schuldvraag? Zimbardo geeft daartoe wel aanzetten, maar het blijft wat aan de oppervlakte. Interessante vraag blijft daarbij natuurlijk hoe het komt dat individuen dergelijke systemen creëren.
Jammer is dat de inleiding van de vertalers op het boek een stuk minder verteerbaar is dan de tekst van Zimbardo zelf, mede door de plompverloren introductie van allerlei psychologisch discours. Die tekst kan echter ook zonder problemen overgeslagen worden.
Het Lucifer effect. Hoe gewone mensen zich laten verleiden tot het kwaad, Philip Zimbardo (vert. Rein Gerritsen en Pleun van Vliet); uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2010; ISBN 978 90 477 0255 9; 684 blz.; € 27,95
„Iemand van het onderzoeksteam (van het Stanfordexperiment, MW) zei tegen mij dat ik nog maar eens een blik in de gang moest werpen, want de nieuwe nachtploeg was aangetreden en dit was de dienst van de beruchte ‘John Wayne’. John Wayne was de bijnaam van de bewaker die het gemeenst en het hardvochtigst was van allemaal (…) Toen ik door het observatiescherm keek, was ik perplex toen ik zag dat hun John Wayne de ‘aardige jongen’ was met wie ik eerder had staan kletsen. Hij leek wel een ander mens. Hij bewoog zich niet alleen anders, maar hij sprak ook anders – met een Zuidelijk accent. Hij stond te schreeuwen en te vloeken tegen de gevangenen (…) en ging in zijn grofheid en agressie veel te ver.
De persoon met wie ik net had staan praten was op een verbijsterende manier getransformeerd – een transformatie die slechts in enkele minuten had plaatsgevonden, vanaf het moment dat hij vanuit de buitenwereld de grens naar de gevangenisgang overschreed. Met zijn militair aandoende uniform, de knuppel in zijn hand en de donkere, zilverkleurige brillenglazen die zijn ogen afschermden was deze jongen een volstrekt zakelijke, praktische, ontzettend nare gevangenisbewaker geworden” (onderzoeker Christina Maslach, blz. 251)).
„Wij gebruiken onze vrijheid om te kiezen voor situaties die we kennen, zodat vandaag op gisteren lijkt. Maar nu plaats ik je in een andere context. En nu vraag ik je te beseffen waartoe mensen zoals jij in zo’n situatie in staat waren. Kijk diep in je eigen hart en realiseer je dat je dat ook zou kunnen doen. Vraag je vervolgens af: hoe kan ik deze krachten tegengaan? (…) Dat lukt alleen als je je bewust bent van je eigen kwetsbaarheid en zwakten.” (Philip Zimbardo spreekt zaal via videoverbinding toe tijdens congres over verschenen boek in Utrecht, 30 september.)