OM: Spreek Wilders vrij van groepsbelediging
AMSTERDAM – Het openbaar ministerie (OM) wil dat PVV-leider Wilders wordt vrijgesproken van groepsbelediging van moslims.
Dat betoogde officier van justitie mr. P. Velleman dinsdagmiddag.
Het OM vindt dat Wilders zich met zijn kritische uitlatingen op de islam richt. Dat is iets fundamenteel anders dan het beledigen van moslims als groep.
De aanklagers kunnen zich voorstellen dat Wilders’ vergelijking tussen de Koran en Hitlers Mein Kampf moslims in hun gevoelens kwetsen, maar daarmee is de uitlating van de PVV-leider nog geen strafbare belediging.
Volgens de officier van justitie trekt Wilders „geen negatieve conclusies over moslims hoe ongepast, grof en kwetsend zijn uitspraken ook kunnen zijn.”
Het openbaar ministerie stond onder meer stil bij de uitspraak van Wilders in de Volkskrant van 8 augustus 2007. Daarin stelde de PVV-leider onder meer: „De kern van het probleem is de fascistische islam, de zieke ideologie van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de islamitische Mein Kampf: de Koran. De teksten uit de Koran laten weinig aan de verbeelding over.” En: „Verbied dat ellendige boek zoals ook Mein Kampf verboden is!”
Velleman citeerde uit een arrest van de Hoge Raad over groepsbelediging (artikel 137 c van het Wetboek van Strafrecht). Het hoogste rechtscollege stelt dat „grievende uitlatingen over een godsdienst ook de aanhangers van die godsdienst krenken, nog niet betekent dat die aanhangers zelf zijn beledigd in de zin van artikel 137 c.”
Ook met de film Fitna maakt Wilders zich niet schuldig aan groepsbelediging, vindt het OM. „Wilders heeft daarin kritiek op de islam en vertelt over de toenemende invloed die de islam in Nederland zou hebben. Weliswaar worden moslims neergezet in een negatieve setting, maar dat leidt niet onmiskenbaar tot de conclusie dat Wilders daarmee de moslims als groep beledigt. Zijn opmerkingen richten zich op de godsdienst, niet op de aanhangers.”
Komende vrijdag zal het OM uiteenzetten of Wilders wel of niet bestraft zou moeten worden voor haatzaaien (artikel 137 d van het Wetboek van Strafrecht). Dat is de andere pijler onder de aanklacht.