Commentaar: Nieuw debat
Als iets aan het eind van de formatie standaard voor speculaties zorgt, is het de vraag welke bewindspersonen de formateur selecteert en welk beleid zij zullen voeren. Sommigen zien het uiten van verwachtingen daarover vooral als een spel, maar als het dat al is, dan een met een serieuze ondertoon.
Zo is het niet om het even wie straks het departement van Volksgezondheid gaan leiden. Deze bewindspersonen wacht in elk geval een debat waarin zal worden gevraagd om ruimere regels voor hulp bij zelfdoding. Hoewel het primair de krachtsverhoudingen tussen de Kamerfracties zijn die een dergelijk debat sturen, spelen de persoon van minister en staatssecretaris daarin geen onbelangrijke rol.
Niet minder zal hun invloed zich doen gelden in debatten waarin beleidswijzigingen worden voorgesteld die vanuit christelijk oogpunt als verbetering zijn te duiden. Zo’n kwestie waarover mogelijk beraadslagingen zullen plaatsvinden, is de abortustermijn.
Zwangerschappen afbreken mag in Nederland tot 24 zwangerschapsweken, al staat die termijn niet met zoveel woorden in de wet. Tegelijkertijd verschuift in Nederland de drempel waarbij neonatologen na een extreme vroeggeboorte een intensieve, op overleven gerichte behandeling inzetten langzaam van 25 naar eveneens 24 zwangerschapsweken. Voor confessionele fracties zou dat opnieuw reden kunnen zijn de bewindspersoon te vragen de abortustermijn aan te scherpen, van 24 naar bijvoorbeeld 22 weken.
Een eerdere aanzet daartoe in 2008 heeft helaas niets opgeleverd. Abortusartsen wilden geen aanscherping, gynaecologen evenmin. Zij gaven aan in hun praktijk al een maximumtermijn van 22 weken aan te houden, om niet over de grens van 24 weken, waarbij sprake is van levensvatbaarheid, heen te gaan. Ook voerden zij de 20 wekenecho aan, die aangeboren, onbehandelbare aandoeningen al voor de geboorte zichtbaar maakt.
De uitslag van zo’n echo is voor sommige ouders reden de zwangerschap te beëindigen. Bij een abortustermijn van 24 weken hebben ouders vier weken voor zo’n aangrijpend besluit. Gynaecologen grepen daar in 2008 op terug om handhaving van de abortustermijn te bepleiten. Hun argument: als die termijn wordt verlaagd neemt het aantal abortussen waartoe impulsief is besloten alleen maar toe.
Doordat het debat hierover nog zo vers is, wint de persoon van de nieuwe bewindsman of- vrouw aan gewicht. Hij of zij kan zich gemakkelijk verschuilen achter het argument dat het zinloos is een discussie te heropenen die nog maar net is afgerond, maar een noodzaak om het beladen onderwerp op een dergelijke nonchalante manier tegemoet te treden, is er niet. Integendeel.
Het is aan de confessionele fracties om straks na te gaan of de nieuwe bewindslieden bereid zijn al eerder genoemde argumenten nog eens kritisch te wegen. De beschermwaardigheid van het leven is een nieuw debat meer dan waard. Daar komt nog bij dat de onderhandelaars in hun akkoorden geen medisch-ethische paragraaf hebben opgenomen. Ook dat staat een vervolgdiscussie dus niet in de weg.