Studentikoze Rutte B-keuze
De aanstaande wisseling van de wacht op het Catshuis is vanuit christelijk perspectief bezien uiteraard geen verbetering. In levensbeschouwelijk opzicht heeft het orthodox-christelijke volksdeel veel meer verwantschap met Balkenende dan met de nieuwe man Rutte. De afkomst en de actieve kerkelijke betrokkenheid van de huidige minister-president gaven een veilig gevoel. Hij wist hoe genoemd volksdeel in elkaar stak en wat het bewoog.
Toch moet ik er eerlijkheidshalve aan toevoegen dat ik hem als politicus nooit echt heb kunnen bewonderen. Qua statuur kwam hij toch tekort. Zijn uitstraling was niet die van een staatsman. Ook inhoudelijk had hij nooit zo veel te bieden. In debatten waarin hem het vuur na aan de schenen werd gelegd, volstond hij vaak met het herhalen van clichématige antwoorden.
Gek genoeg deed hij het in Europa wel erg goed. Daar heeft hij een uitstekende reputatie opgebouwd. Een deugdelijke verklaring daarvoor ben ik nooit tegengekomen. Was het omdat hij daar met respect werd bejegend terwijl hier voortdurend werd geprobeerd hem te piepelen? Zou kunnen, maar dat kan zijn binnenlandse status toch niet redden. Want als je echt een zwaargewicht bent, sla je lastpakken als vliegen van je af. Nee, ik kan niet zeggen dat ik hem zal missen.
Of we het met Rutte beter hebben getroffen, valt moeilijk te voorspellen, maar feit is wel dat hij zich de laatste jaren in gunstige zin heeft ontwikkeld. Hij maakt een ontspannen indruk, reageert niet zo verkrampt als Balkenende, weet critici doorgaans adequaat van repliek te dienen en straalt bovenal uit dat hij de zaak meester is. Zo van: Laat het maar aan mij over. En toch is hij B-keuze. Rutte heeft hetzelfde jeugdige als Balkenende. Bij hem gaat dat zelfs over in iets studentikoos. En dat raakt hij volgens mij niet meer kwijt. Bij Balkenende is die jeugdige uitstraling in al die jaren ook niet minder geworden. Daar is op zichzelf niets mis mee –velen kunnen er jaloers op zijn– maar het draagt in de politiek niet bij aan iemands gezag en allure.
Als minister-president verwacht je iemand die gerijpt is door het leven, iemand ook met aanzien. Lubbers en Kok reken ik zeker niet tot mijn politieke vrienden, maar zelfs hun vijanden zullen hen nageven dat ze wel premiers van formaat waren. Geen journalist die het in zijn hoofd haalde hen op persconferenties of andere ontmoetingen belachelijk te maken.
Om die reden vind ik het nog steeds jammer dat Hans Wiegel het nooit tot premier heeft gebracht. Net als Balkenende en Rutte was hij nog zo groen als gras toen hij aan het Binnenhof zijn opwachting maakte. Maar dat beeld veranderde rap.
Indertijd smaakte ik het genoegen hem mee te maken in het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Den Uyl. Het was een van zijn eerste grote optredens en hij fungeerde toen als grote tegenspeler van de PvdA-politicus, die een coalitie had gesmeed met de rooms-katholieke KVP. Wiegel was misschien iets te zelfverzekerd en blies erg hoog van de toren, maar hij had wel lef en liet zich niet in de hoek zetten. Bovendien sprak hij de taal van het gewone volk.
Dat was nieuw bij de VVD. Het financieel beleid van Den Uyl en de zijnen noemde hij smalend „potverteren.” Dat bleef lang hangen. Knap was dat van de VVD’er, die zich in razendsnel tempo ontwikkelde tot een icoon. Dat jeugdige imago wist hij helemaal van zich af te schudden.
Als fractieleider had hij een feilloos instinct voor het politieke moment. Tijdens de wekelijkse fractievergaderingen vroeg hij steevast wie er een item had dat extra aandacht verdiende. De een had dit en de ander dat. Uit die rijstebrij wees hij één onderwerp aan dat die week moest worden uitvergroot. Dat lukte vrijwel altijd want de antenne van Wiegel stond zelden verkeerd afgesteld.
Vaak was het een feest om hem als spreker op politieke bijeenkomsten mee te maken. Dan trad hij op in een ver gewest en prompt was het plaatselijke dorpshuis tot de laatste plek gevuld. Het was altijd lachen. Een meisje deed haar beklag over de studentenstop. Een schande, vond ze. „Valt mee hoor”, zei Wiegel, die inmiddels vicepremier was, met de nodige zelfspot. „Ik ken mensen die het ook niet lukte een academische titel te behalen en die het toch een heel eind hebben geschopt.”
Legendarisch was zijn reactie op de man uit het publiek die hem onderbrak en hem luid een scheldwoord toeriep. „Aangenaam”, antwoordde de politicus quasiverrast. „Míjn naam is Wiegel.” Maar goed, hij wil niet meer. Als andere kandidaat is ooit Eurocommissaris Kroes genoemd. Dat zou ook nog niet zo’n verkeerde keuze zijn geweest. Ze is dapper en vasthoudend, trotseerde zelfs multimiljardair Bill Gates en heeft een ontzettend heldere geest. Een kanjer eigenlijk. Maandagavond was ze te gast bij Pauw en Witteman, een programma waar menig politicus toch enigszins gespannen aanschuift. Zij niet. Een eitje was het voor haar. Maar ze wilde niet of Rutte deed het liever zelf. Dat is niet helemaal duidelijk. Jammer is het in de gegeven omstandigheden wel.