Blinde Beertje kan best zwemmen
Hoezo kan een bijna blind kind niet meedoen met de reguliere gymles op de basisschool? Het probleem is niet het kind, maar de leerkracht die niet weet hoe hij ermee om moet gaan. Een vandaag gepresenteerd boek moet de gymleraar beter toerusten.
Waar is meester Jan? Beertje, een bijna blinde jongen, kijkt aarzelend om zich heen aan de rand van zwembad De Rumpst in Bunnik. „Die is even in gesprek”, zegt gymdocent Mike Russchen. „Ga jij maar vast lekker het water in.”
Meester Jan wordt intussen verscheurd door tegenstrijdige gevoelens. Natuurlijk wil hij zijn pupillen helpen met de zwemles, maar hij kan ook niet stoppen met praten over zijn boek ”Blindelings bewegen”. Deze bundel, die vanochtend officieel werd gepresenteerd bij zijn voormalige werkgever Bartiméus, bevat de weerslag van 41 jaar werk als gymdocent met blinde en slechtziende leerlingen.
„Ik heb veel ervaring opgedaan in die jaren die ik graag wil doorgeven”, motiveert de gepensioneerde gymdocent in zijn zwembroek op een bankje in het snikhete zwembad. „Veel leerkrachten in het reguliere onderwijs weten niet hoe ze visueel gehandicapte leerlingen bij de gymles kunnen betrekken. Er gaat heel veel fout, terwijl het vaak niet moeilijk is om deze leerlingen een fijne les te geven. Ik hoop dat dit boek daaraan bijdraagt. Hier kan ik mijn werk mee afsluiten.”
Nu ja, afsluiten? „Hij kan geen afscheid nemen”, lacht Mike Russchen, die Schippers als gymdocent opvolgde bij Bartiméus. Iedere dinsdag is Schippers paraat in zwembad De Rumpst, om Russchen terzijde te staan. Tot vreugde van de leerlingen: het opgetogen ”meester Jan” klinkt veelvuldig door het zwembad.
Intussen klauteren de leerlingen op een vlot. Een jongen boven op het vlot is bijna geheel blind. „Kijk, hij vindt het eng”, wijst Russchen. Iedere keer als er iemand naast hem plots in het water springt, schrikt de jongen. Russchen grijpt in. „Jongens, Jan-Pieter vindt dit niet leuk. Dan moet je niet doorgaan.”
Met wat meer begeleiding is een visueel gehandicapte leerling tot veel in staat, is ook de ervaring van Russchen. „Met het rugzakje van de overheid kan een slechtziende leerling prima meekomen in het reguliere onderwijs. Er is maar één vak waar het echt niet goed gaat, en dat is bewegingsonderwijs. En juist dat onderwijs is voor deze leerlingen heel belangrijk.”
Hij wijst om zich heen. „Ik tel hier zo al vier leerlingen die te dik zijn. Dat is een landelijk probleem, zeker ook voor visueel gehandicapte leerlingen. Het is voor hen een heel veilige situatie om achter de computer te gaan zitten. Dat is heel jammer, want als je als kind plezier krijgt in bewegen, ga je later veel eerder op een sportvereniging.”
„Meester Jan! Meester Ja-an!” De slechtziende Beertje heeft het nu wel gehad met wachten. „Ja Beertje, ik heb je al veel te lang in de steek gelaten”, erkent Schippers. „Ik kom hoor!”
Nog geen halve minuut later liggen de twee in het water. Beertje klimt meteen op de rug van meester Jan. Die duikt onder – en blijft onder. „Ja, met Jan moeten we altijd afwachten of hij wel weer bovenkomt”, lacht een medewerkster. ’t Gebeurt uiteindelijk toch. Beertje geniet.
Mede n.a.v. ”Blindelings bewegen. Leidraad voor het bewegingsonderwijs aan kinderen met een visuele beperking in het reguliere onderwijs”, Jan Schippers; Bartiméus Reeks, Zeist, 2010; ISBN 978 907 1534980; 212 blz.; € 29,50. Het boek is te bestellen via www.bartimeus.nl/publicaties.
Tips voor gymleraren
Houd het speelveld overzichtelijk. Een balspel kan, maar nooit met meer dan één bal tegelijk.
Let op kleurcontrast. Hoe feller de tegenstelling, hoe beter slechtziende kinderen de kleuren zullen oppikken. Feloranje doet het altijd goed.
Doe meer met geluid. Een bal met geluid hoeft niet veel te kosten en betekent voor blinde en slechtziende kinderen een forse verbetering.