Commentaar: Toch weer die kaasschaaf
VVD en CDA presenteerden gisteren met ”Vrijheid en Verantwoordelijkheid” het coalitieakkoord dat zij de komende jaren met steun van de PVV willen realiseren. Samen met de ruim 3 miljard euro aan bezuinigingen die het demissionaire kabinet-Balkenende IV onlangs op Prinsjesdag lanceerde, beloopt de totale bezuinigingsagenda van het beoogde kabinet-Rutte circa 18 miljard euro.
Het is daarmee een van de grootste saneringsoperaties in de Nederlandse geschiedenis. Vooraf werd breed aangenomen dat voor zo’n project de kaasschaaf wel achterwege móést blijven. Veel meer zou een scherp mes van pas komen, om hele hompen van de overheidskaas te snijden.
Hoewel VVD-voorman Rutte en CDA-fractievoorzitter Verhagen gisteren –in een soms wat jolig aandoende persconferentie– benadrukten dat „iedereen iets van de bezuinigingen” gaat merken, valt dit, afgaande op de marginaal dalende koopkrachtplaatjes van het CPB –gemiddeld gezien– opvallend mee.
”Vrijheid en Verantwoordelijkheid” laat zich dan ook niet bepaald lezen als één grote hervormingsagenda. Ingrijpende maatregelen in de zorg, op de woningmarkt en in de sociale zekerheid (WW-duur, ontslagrecht) blijven achterwege.
Tegen de verwachting in hebben VVD, CDA en PVV dus toch de kaasschaaf van stal gehaald om daarmee, weliswaar rigoureuze, plakken af te halen van wat PVV-leider Wilders placht te betitelen als ”linkse hobby’s”.
Zo moeten onder meer de publieke omroep (min 200 miljoen euro), de kunst- en cultuursector (min 300 miljoen euro), de subsidiesector (1,4 miljard minder) en het budget voor ontwikkelingssamenwerking (min 900 miljoen euro) eraan geloven. Ook schaaft de coalitie in één keer de vergoeding voor het vierde jaar (de masterfase) uit de studiebeurs weg.
Hoewel het prijzenswaardig is dat Rutte-1 hiermee in één klap driekwart van de noodzakelijke bezuinigingen inboekt die de Nederlandse overheid op langere termijn toekomstbestendig maken, moet een aantal bezuinigingen worden geschaard onder het kopje ”Eerst zien, dan geloven”.
Want hoewel opeenvolgende kabinetten zich al stukbeten op een reductie van het aantal ambtenaren, zet ook deze coalitie op papier weer flink het mes in de bureaucratie. Ook de bevriezing van ambtenarensalarissen is stukken gemakkelijker in te boeken dan te realiseren. En zelfs voor de 1 miljard euro lagere afdracht aan de EU zal er in Brussel toch écht eerst een stevig robbertje gevochten moeten worden.
Ondertussen tikken politieke tijdbommen als de hypotheekrenteaftrek gewoon door. Tot 2015 stijgen de kosten daarvan voor de overheid met circa 2 miljard euro per jaar. Het is in dat opzicht spijtig dat de beoogde coalitie de vingers, ondanks de gesprekken hierover, vooralsnog niet heeft durven branden aan een vlaktaks, die deze schade enigzins had kunnen beperken. En die bovendien een oplossing had kunnen bieden voor tal van andere nijpende dossiers, waaronder het –ook onder dit rechtse kabinet!– almaar oplopende verschil in belastingdruk tussen tweeverdieners en kostwinners.