Vis vangen in de straten van Ribe

Rømø is een eiland van contrasten. Aan de westzijde van het grootste Deense Waddeneiland staan automobilisten bumper aan bumper geparkeerd, pal aan de zee, en is de ruimte tussen de voertuigen gevuld met strandstoelen. Aan de oostzijde van hetzelfde eiland bevindt zich „een van de grootste provisiekamers voor vogels van Europa.” Hier laten toeristen het blik graag achter zich om onder leiding van een gids en met een verrekijker in de hand te genieten van de natuur.

25 April 2003 15:21Gewijzigd op 14 November 2020 00:17

Jachtige lieden lopen in het westelijke kustgebied van Jutland onherroepelijk vast. Deze streek vraagt om een rustig rijtempo -fietsen kan hier op veel plaatsen ook goed- en regelmatig uitstappen. Langs de weg duiken her en der onverwachtse verrassingen op. In de weilanden rond Ballum passeer je ineens een Molenmuseum. Gratis toegankelijk. Op het hoogste punt van Ballum, Møllekilen, stonden in 1842 twee molens. Nu staan op deze plek twee minimolens en een picknicktafel.

Het museum blijkt een klein huisje te zijn, waarvan de wanden zijn volgeplakt met knipsels uit Deense kranten die verslag doen van stormvloeden op diverse plaatsen in de wereld. Aandacht voor de watersnoodramp van 1953 in Nederland ontbreekt daarbij niet, al zal de doorsnee toerist er weinig meer van begrijpen dan wat de kop in grote letters vertelt: Holland heeft een stormvloed. Verder biedt het museumpje informatie over de natuur in de omgeving.

Ook de geschiedenis van de vikingen is nauw met Jutland verbonden. Dit aspect komt onder meer tot leven in een museum in Bork. Hier krijgt de bezoeker in een halfuur tijd een interessante film -met Duitse ondertiteling- voorgeschoteld over de schepen die de vikingen van eikenhout bouwden en de reizen die ze ermee maakten, onder meer naar Rusland en Constantinopel, maar ook over hun kleding. „Ze wilden een goede kwaliteit en een goed aanzien.” In het souvenirwinkeltje kan de liefhebber als aandenken een fles Mjød Viking Blod (19 procent alcohol) kopen.

Tractorbus
De Waddeneilanden langs de kust van West-Jutland hebben elk hun eigen karakter. Mandø is per tractorbus te bereiken vanaf Vester Vedsted, niet ver van Denemarkens oudste stad, Ribe. Bij het vertrekpunt van de speciale bus ligt het Mandøcentret, dat bezoekers informeert over flora en fauna in dit gebied en verder de schijnwerper richt op orkanen. Vijf jaar geleden werd het bezoekerscentrum geopend. Van hieruit verzorgt Claus Melby, die eerder zes jaar in de dierentuin van Kopenhagen z’n brood verdiende, tochten door de omgeving voor schoolklassen en toeristen.

Terwijl de chauffeur van de tractorbus plankgas op Mandø afstevent, roemt Melby het Deense Waddengebied („een romantische tuin”) en het eiland waarnaar we onderweg zijn („een parel in de Waddenzee”). Het aantal inwoners nam de afgelopen tien jaar af van 68 naar 50. Een huisarts om de hoek hebben de eilandbewoners sinds enkele maanden niet meer. Het schooltje op Mandø sloot zes jaar geleden al de deuren. Op die plek is nu een groepsaccommodatie te vinden.

De tractorbus doorkruist op gezette tijden, afhankelijk van het getij, dapper de route naar het eiland, niet gehinderd door een laag water die over het pad spoelt. Drie tot zes keer per jaar schieten Melby en zijn collega’s op deze weg een automobilist te hulp die halverwege het traject is vastgelopen. „Twee dagen geleden stond er nog een Duitser. Hij begreep niet waarom hij niet verder kon”, vertelt Melby hoofdschuddend.

Stormen
Op het eiland grazen schapen en koeien te midden van de nog overgebleven boerenbedrijven. Melby zet de verrekijker aan de ogen om het vogelrijk te observeren en speurt al lopend naar broedplaatsen. Het water klotst kalm tegen de kant. Zo vredig is de aanblik niet altijd. Op een houten paal zijn vanaf 1634 de jaartallen aangebracht die in de Deense annalen werden bijgeschreven vanwege ruwe stormen. Melby weet aan de kale jaartallen interessante -soms trieste- details toe te voegen.

In 1923 kwamen bij een storm negentien dijkwerkers om het leven. Tussen 1904 en 1911 kwam het water regelmatig zo hoog dat de bevolking vis kon vangen in de staten van Ribe. Bij de storm in 1976 kon de politie voor het eerst gebruikmaken van via de radio verspreide informatie. In 1981 was er opnieuw sprake van onstuimige golven. Het hele eiland, behalve de ’stad’, stond onder water. Bij deze ramp verdronken 200 schapen. Melby ziet ook nog een lichtpuntje bij deze historie. „In twee dagen tijd werden de eilandbewoners goede vrienden.”

Rampjaar
Het verderop gelegen Rømø is met zijn circa 750 inwoners groter dan Mandø en heeft een totaal andere uitstraling. Tot 1947 was dit eiland per ferry bereikbaar, nu rijden bezoekers er over een dam naartoe. Een openluchtmuseum geeft een indruk van het leven op deze plaats in vroeger dagen. In een achttiende-eeuws Kommandershuis woonde ooit een Nederlander, wat nog blijkt uit de boekenkast. Daarin ligt onder meer een uitgave over de sterrenhemel, met „onderwys in ’t regte gebruyk van het Hemels-Plyn, strekkende tot nut en vermaak der Liefhebbers.”

Ook dit eiland heeft een eigen natuurcentrum, dat het ontstaan van Rømø in de ijstijd belicht en -met informatie in het Deens en Duits- zeehonden en Waddenvogels voor het voetlicht haalt. Volgens een oude traditie ontstak de bevolking van het eiland jarenlang op 21 februari afscheidsvuren, in de nacht voordat de vissers voor lange tijd de zee op gingen. Op het strand werd een groot vuur ontstoken en ook bij hun huizen staken de inwoners die nacht hout in brand. Het jaar 1771 staat als rampjaar te boek. Van de 51 vissers die dat jaar uitvoeren, verdronken er 21.

Autostrand
Pastor J. C. Jacobsen kwam in 1884 op het idee op Rømø toerisme voor rijken te ontwikkelen. Hij had zelf een zakenimperium opgebouwd en zette in de duinen van Rømø een rij houten huizen en een restaurant neer. In 1903 ging de zaak, waarin 2 miljoen Duitse mark was geïnvesteerd, failliet. Waarom uitgerekend een predikant zich met de ontwikkeling van het toerisme inliet, weten de medewerkers van het natuurcentrum overigens niet te vermelden. Wie na een bezoek aan het centrum zelf de natuur in wil, kan aan de oostkant van Rømø terecht voor een voettocht met gids.

Tegenwoordig is het grootste Deense Waddeneiland, op 10 kilometer afstand van het stadje Skaerbaek, ook bekend vanwege zijn autostrand aan de westkant. Wie er aardigheid in heeft, kan zijn auto pal aan zee parkeren, z’n stoeltje uitklappen en omringd door blik genieten van het vrije uitzicht. Niet elke route brengt de automobilist probleemloos tot aan de kustlijn. Dagelijks lopen vele voertuigen vast in het zand. Geen nood, binnen enkele minuten houdt een terreinauto naast de gestrande toerist halt. De bestuurder is graag bereid de badgast voor 10 euro los te trekken, zodat hij zijn weg kan vervolgen.

Meer informatie: Deens Verkeersbureau, tel. 071-5211544 (9.30 tot 12.00 uur), of via www.visitdenmark.com.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer