RMU: Wetsvoorstel vakantiedagen strooit zand in raderen flexibliteit
VEENENDAAL – Werknemers sparen hun vakantiedagen in de praktijk vast geen vijf jaar op. Maar enkele jaren vrije dagen sparen kan wel handig zijn. Mensen doen dat bijvoorbeeld om een familielid of vriend tijdelijk te verzorgen bij ernstige ziekte of om een studie te kunnen volgen.
Dat zegt Chris Baggerman, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de Reformatorisch Maatschappelijke Unie (RMU). Gisteren stuurden drie vakcentrales – FNV, CNV en MHP– een protestbrief naar de Tweede Kamer over een wetsvoorstel rond vakantiedagen. Werknemers kunnen nu hun vakantiedagen vijf jaar opsparen. Het kabinet wil dat terugbrengen tot anderhalf jaar.
Chris Baggerman van de RMU: „De bonden hebben een punt. Een stuwmeer van vakantiedagen moeten we tegengaan, maar het gaat te ver om de dagen zo snel te laten vervallen.”
Wat is ertegen?
„De termijn is niet eens anderhalf jaar. Vakantierechten worden niet aan het begin van een kalenderjaar toegekend, maar worden door het jaar heen opgebouwd. De vervaltermijn wordt steeds korter. Het wetsvoorstel beoogt namelijk dat alle werknemers binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de minimumaanspraak –ten minste vier keer het aantal werkdagen per week– is verworven, de (resterende) dagen waarop ze minimaal recht hebben moeten opnemen. Vakantiedagen die bijvoorbeeld in de elfde maand van een kalenderjaar zijn opgebouwd, vervallen in de achttiende maand!
Minister Donner spant het paard achter de wagen met dit wetsvoorstel en strooit zand in de raderen van flexibiliteit. De nieuwe regels zullen leiden tot onnodige verscherping van de arbeidsverhoudingen. En: het voorstel maakt een uitzondering voor de werknemer die redelijkerwijs niet in staat was zijn minimumvakantie op te nemen, door medische redenen bijvoorbeeld. Maar wanneer is daar sprake van?”
Waarom werd in 2001 de termijn verlengd naar vijf jaar?
„Om de mogelijkheid van verlofsparen te verruimen. Werkgevers en werknemers zijn daarbij gebaat. De werkgever kan zijn werknemer flexibeler inzetten tijdens drukke en minder drukke periodes, en werknemers kunnen gemakkelijker verlof opnemen.”
Vanwaar dit wetsvoorstel?
„Wijziging van de huidige bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (BW) is nodig vanwege een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG), vorig jaar. Geconcludeerd werd dat het recht op jaarlijkse vakantie van vier weken met behoud van loon toekomt aan alle werknemers – ongeacht hun gezondheidstoestand. Het BW van nu vormt daarop een beperking. Een werknemer die door ziekte langdurig geen arbeid verricht, bouwt nu alleen vakantieaanspraken op over de laatste zes maanden van de ziekteperiode.”
Bedrijven hebben nu soms eigen regels rond vakantiedagen. Hoe wettelijk zijn zulke regels eigenlijk?
„Bij dergelijke afspraken gaat het om de bovenwettelijke vakantiedagen. De wet zegt bij een fulltimejob: Je hebt recht op ten minste twintig vakantiedagen per jaar. Bij individuele overeenkomst of bij cao wordt veelal afgesproken dat een werknemer meer vakantiedagen heeft, bijvoorbeeld 24 of 26 dagen. Afspraken om een maximaalaantal vrije dagen mee te nemen naar het volgende jaar zijn toegestaan. Hierdoor kunnen nu al grote aantallen opgespaarde vakantiedagen worden tegengegaan.”