Hier slaapt wijn, sst
Saksische wijnboeren praten over wijn alsof het een kindje is. Of een katje.
Neem dr. Georg Prins zur Lippe van Schloss Proschwitz, het oudste en grootste private wijngoed in Saksen. Hij woont en werkt in het kleinste wijnbouwgebied van Duitsland, langs de Elbe bij Dresden, waar al meer dan 800 jaar wijn wordt gemaakt. Zur Lippe grossiert in oneliners wanneer hij vertelt over het landgoed van zijn voorouders, dat hij –na onteigening in de DDR-tijd– vanaf 1990 stap voor stap terugkocht, over het slot, en over de Engelse tuin die in oude staat is teruggebracht.
Hij blijft in zijn rol van prettige, gemakkelijke, prinselijke gastheer wanneer zijn kleinkind komt aanrennen over het gras bij de middeleeuwse wijnkelder, als hij stokken gooit voor zijn labradors en wanneer hij heerlijke hapjes aanbiedt bij een wijntje in een warm aangeklede kamer in het kasteel. Zijn glimlach verdwijnt alleen als iemand tegen een vat vol wijn klopt. Hij zei nog zo: „Klop niet op het hout. De wijn slaapt. We willen hem met rust laten.”
Ook bij Schloss Wackerbarth in Radebeul, staatseigendom, met een modern bezoekerscentrum en een gelikte presentatie in een fabriek met hoge, zilverkleurige vaten, spreken ze van een „Schlafzimmer”: daar blijft de wijn zes tot negen maanden. „Man spricht nicht über ungelegte Eier”, zegt de gids, oftewel: hier gebeurt iets, in het verborgene, sst.
Wackerbarth is beroemd om zijn sekt, bubbeltjeswijn die de Saksen vrolijk schenken als begroetingsdrankje. De wijn –die geen champagne mag heten omdat hij niet uit de Franse Champagnestreek komt– wordt gemaakt van de rieslingdruif. „Riesling is hier de koning onder de wijnen”, aldus de gids. Het Elbedal heeft veel verschillende bodemsoorten, vertelt ze. „Zoals je een mens aan zijn spraak herkent, herken je wijn aan de bodem. Je kunt proeven of een riesling op steenachtige grond is gegroeid.”
Ze geeft een rondleiding langs de wijngaarden, tegen de hellingen op. Bij een klein kapelletje halverwege schenkt ze glaasjes wijn. Traminer, een wijn die „zoet is maar ook wel stoer”, en die een vleugje lychee en wilde roos in zich heeft. En Dornfelder, een rode wijn die een paarsige gloed achterlaat in het glas. Ze laat zelfs Eiswein proeven, wijn van de allerlaatste druiven, die pas worden verzameld als de vorst eroverheen is gegaan. Hij smaakt heel zoet.
Wijnboer Karl Friedrich Aust, ook in Radebeul, valt uiterlijk uit de toon bij deze twee grote wijnhuizen. Hij is een bevlogen jongeman met blonde haren, een kleine wijnkelder, een kunstzinnige familie – en een kat. Midden onder zijn rondleiding komt het beest langs; hij neemt uitgebreid de tijd om haar te aaien. „O ja. Waar was ik ook alweer.” Intussen levert de jonge Saks net als de anderen wijn aan toprestaurants.
Austs wijnhuis is een monument. De muren zijn zachtgeel; deuren en luiken zijn blauw geverfd. Het binnenplaatsje erachter is aangeharkt met zand. Er staat een lange tafel met fleurige gerbera’s. Het kantoor voor zijn administratie is nog kersvers. „Ik heb de afspraken altijd in mijn hoofd. Niemand anders weet ze. Dat kan zo niet langer.”
In zijn eeuwenoude wijnkelder zegt hij: „Ik heb niet zo veel machines. Maar wat ik heb, is voldoende.” Hij is de volgende die zijn wijn vergelijkt met levende wezens. „Als een hond en een kat op de boerderij op dezelfde dag worden geboren, vechten ze niet”, zegt hij. „Zo is het met wijn.” Daarom ‘slaapt’ zijn wijn die rood moet worden vanaf het begin samen met de velletjes van de druiven: die zorgen voor de rode kleur.
Waar Wackerbarth en prins Zur Lippe ingenieuze computersystemen bezitten om te zorgen dat de wijn ongestoord bij exact de juiste temperatuur kan slapen, werkt wijnboer Klaus Zimmerling uit Dresden met natte doeken. „Bij 22 graden in het vat begin ik te koelen”, zegt Zimmerling. „Anderen beginnen daarmee bij 16 graden, maar ik wil de wijn ruimte geven. Ik wil zelf niet afhankelijk zijn van een computer en worden beperkt in mijn bewegingsvrijheid, en die vrijheid wil ik ook voor de wijn.”
Bij de ingang naar zijn bijzondere kelder hangt een plakkaat waarop wriemelende, krullerige takjes zijn geplakt: ranken van de rieslingdruif. Dat is een liefdesbrief van de riesling, zegt hij.
Wijn en kunst gaan hand in hand bij Zimmerling. Zijn vrouw Malgorzata Chodakowska maakt levensgrote figuren uit één stuk eikenhout. Haar beeldhouwwerken doen Egyptisch aan, de gezichten sfinxachtig. Ze zitten roerloos op houten sokkels; ze staren de wijnkelder in. Straks komen ze in miniatuur terecht op de etiketten van Zimmerlings wijn.
www.schloss-proschwitz.de www.schloss-wackerbarth.de www.weingut-aust.de www.weingut-zimmerling.de
Fietsen en slapen in Saksen
Van de wijnboeren rond Dresden hoeft niemand de bob te blijven. Ze bieden bezoekers slaapplaatsen aan.
Tussen Pirna, een stadje in het nationale park Sächsische Schweiz, en Diesbar-Seuslitz ligt langs de Elbe in Duitsland een 55 kilometer lang wijngebied: de Saksische wijnstraat. De twee belangrijkste wijnplaatsen hier zijn de historische stad Meissen (bekend van de porseleinfabriek) en het stadje Radebeul. Zeker nu, in de nazomer, als de verwerking van de wijnoogst in volle gang is, is een tocht door deze streek de moeite waard. Schloss Wackerbarth en Schloss Proschwitz zijn dagelijks open voor bezoekers; andere wijngoederen houden rond die tijd open dagen. Slapen op een wijnslot kan ook: in een ruim appartement op Schloss Proschwitz bijvoorbeeld, of in het Vinotel van Weinhaus Schuh. Dwars door de Saksische wijnstraat loopt het Elbefietspad, door de Duitse fietsersbond uitgeroepen tot mooiste fietsroute van Duitsland. Het fietspad volgt de Elbe – het voordeel is dat steil klimmen dus niet hoeft; de weg is vlak. Voor wie wel wil fietsen maar niet wil sjouwen bestaat er een organisatie als Augustus Tours, die voor fietsen zorgt, overnachtingen regelt en bagage vervoert.
www.augustustours.de www.elberadweg.de www.weinbauverband-sachsen.de
Ja. Vandaag mogen we roddelen
De porseleinfabriek in Meissen –vlak bij Dresden– viert dit jaar haar 300-jarig bestaan.
Bezoekers kunnen in het museum bij de fabriek een expositie zien van het duurste, verfijnste, grootste en chicste porselein uit de geschiedenis van de fabriek. De voorwerpen zeggen tegelijk iets over de maatschappij door de eeuwen heen. Zo staan er tafeldecoraties, porseleinen tafereeltjes die een gastheer of -vrouw vroeger op tafel zette en waaraan gasten konden aflezen of er, bijvoorbeeld, geroddeld mocht worden die dag. En er staat een barok zwanenservies, het grootste servies dat ooit werd gemaakt voor een minister.
Op een glanzende vloer staat een orgel met porseleinen pijpen. Het was een lange weg voordat het klonk zoals het nu klinkt. Koning August de Sterke gaf in 1732 opdracht om het te maken. Het experiment liep vast. In 1930 mislukte het voor de tweede keer. In 2000 lukte het wel. De porseleinkunstenaar Ludwig Zepner slaagde er toen in –samen met een orgelbouwer in Dresden en na drie jaar intensief bezig zijn– om het orgel met de porseleinen pijpen te voltooien. Het geluid is helder en mooi. De museumwinkel verkoopt cd’s.
In een showroom laten medewerkers zien hoe een porseleinen kopje, bord of theepot ontstaat. Ze worden met de hand gemaakt en beschilderd. Vandaar de prijzen. Een setje voor het ontbijt –mueslischaaltje, ontbijtbord en koffiebeker– kost bijvoorbeeld 179 euro.