Het voorkomt verwarring als CIDI taak van bestrijding antisemitisme overdraagt
Nederlandse Joden worden ten onrechte aangekeken op het beleid van de staat Israël, vindt rabbijn Lody B. van de Kamp. Deze verwarring kan voorkomen worden als het CIDI zijn taak van antisemitismebestrijding zou afstoten.
„Sinds het begin van het krachtige Israëlische optreden in Gaza tegen terreur van Hamas is het aantal meldingen van antisemitisme gigantisch toegenomen.” Zo beschreef het CIDI, het Centrum Informatie en Documentatie Israel, vorig jaar de situatie in Nederland. Voor veel mensen in onze samenleving zijn de begrippen Jodendom en Israël heel nauw, zo niet onlosmakelijk, met elkaar verbonden. Iedere Jood heeft wel een religieuze, een familiaire of een ander soort band met de Joodse staat, is een van de aannames die voor veel niet-Joodse burgers bijna vanzelfsprekend zijn. Die aanname klopt vaak ook. Maar dat wil nog niet zeggen dat die band zo hecht is dat alles wat er binnen de Joodse staat gebeurt ook op het conto van de Joodse gemeenschap buiten Israël kan worden geschreven.
Toch worden anti-Israëlgevoelens regelmatig omgezet in een negatief gevoel richting de lokale Joodse gemeenschap, terwijl zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat in Jeruzalem door de Israëlische regering wordt besloten. De Joodse gemeenschap klaagt hier vaak terecht over: „Waarom gaan ze tegen ons, Joodse burgers in Nederland, tekeer als het in Israël nodig is om militaire stappen te ondernemen? Daar zijn wij toch niet schuldig aan? Jullie verwarren anti-Israëlgevoelens of antizionisme met antisemitisme.”
Die klacht lijkt terecht. Een Jood in Nederland uitschelden vanwege het conflict in het Midden-Oosten is geen uiting van antizionisme, maar van antisemitisme.
Vaak wordt de onduidelijkheid tussen antizionisme en antisemitisme toegeschreven aan onwetendheid of aan het slecht geïnformeerd zijn over de verhouding tussen Israël en de Joodse gemeenschap daarbuiten. Maar voor een niet onbelangrijk deel draagt de Joodse gemeenschap zelf bij aan deze verwarring.
Het zionisme heeft in het naoorlogse Nederland een belangrijke plaats veroverd. Gebeurtenissen in Israël worden door Joods Nederland op de voet gevolgd en het vieren van de Israëlische Onafhankelijkheidsdag heeft binnen de Joodse gemeenschap sinds jaar en dag een bijna religieus karakter. Dit alles is niet alleen opkomen voor de Joodse samenleving in Israël; het is een vereenzelviging met de Joodse burgerij in Israël.
Dit is ook duidelijk zichtbaar bij het CIDI. Het centrum werd in 1974 opgericht met als doel eerlijke voorlichting en informatie over Israël te geven. Het CIDI kent drie doelstellingen die bij zijn naam passen: 1. Het versterken van de betrekkingen tussen Israël en Nederland en de Europese Unie. 2. Het bieden van een platform voor de vreedzame en harmonieuze ontwikkeling van de relaties tussen Israël en de Arabische wereld. 3. Het vergroten en verdiepen van de kennis over Israël en zijn inwoners. Deze doelstellingen hebben te maken met Israël.
De CIDI-portefeuille is echter nog iets uitgebreider. Er bestaat nog een vierde doelstelling: het bestrijden van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme met democratische middelen.
Hier ontstaat verwarring. De bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme is een nobele taak die hard nodig is, en ontegenzeggelijk heeft het CIDI zijn sporen op dit gebied verdiend. Maar het centrum is ook mede de oorzaak van het gebrek aan onderscheid tussen anti-Israëlgevoelens en antisemitisme. Een organisatie die antisemitisme bestrijdt, maar tegelijk een informatie- en documentatiecentrum voor Israël is, roept verwarring over zichzelf af.
Dit is echter niet de enige oorzaak van de onduidelijkheid. Het bizarre is dat het bestuur van het CIDI ook nog eens bestaat uit vertegenwoordigers van diverse Joodse organisaties, waaronder de drie Joodse kerkgenootschappen. Zij zijn er om de religieuze belangen van de Joodse gemeenschap te behartigen. Zij zouden zich juist vanwege de verwarring buiten het voorlichtingswerk over Israël moeten houden.
Het zou een welkome zaak zijn wanneer er voor eens en altijd duidelijkheid zou ontstaan. De huidige verhouding tussen Israël en de Joodse gemeenschap zou ontvlochten moeten worden. Het CIDI kan rustig doorgaan met zijn voorlichtende taak over Israël en alles wat daarmee te maken heeft, los van de gevestigde Joods gemeenschap. Het centrum zou zijn expertise op het gebied van bestrijding van antisemitisme ter beschikking moeten stellen aan anderen, die deze taak over moeten nemen.
Daarnaast zullen de kerkgenootschappen binnen het bestuur van het CIDI een stap terug moeten doen. Alleen dan zal de grens tussen anti-Israëlgevoelens en antisemitisme weer duidelijk worden. Dat maakt het bestrijden van deze misstanden dan weer een stuk makkelijker.
De auteur is orthodox-Joods rabbijn.