Alexander de Grote of Alexander de Gruwelijke
Hoeveel mensen moet je laten sterven om zelf ‘onsterfelijk’ te worden genoemd? Het is de paradox die veel grote leiders aankleeft. Alexander de Grote was heldhaftig, wreed, maar ook meer dan zomaar een ‘veroveraar’, laat Hermitage Amsterdam zien.
Zijn bijnaam ”de Grote” dankt hij aan het uitgestrekte gebied dat hij aan zich onderwerpt: van Griekenland tot aan India, het grootste rijk dat de oudheid heeft gekend. Twintig jaar oud is Alexander III van Macedonië (356-323 voor Christus) als hij aan de macht komt. Lichamelijk is hij dan getraind door Leonidas, intellectueel door de bekende filosoof Aristoteles. Het ideaal van de homerische held staat hem voor ogen: een strijd voor persoonlijk succes, eer en roem, een ontembare zucht naar onsterfelijkheid.
Dat Alexander in de Europese kunsten een grote rol heeft gespeeld, wordt direct bij binnenkomst in de Amsterdamse Hermitage duidelijk. Charles le Brun, hofschilder van de Franse koning Lodewijk XIV, creëert in de zeventiende eeuw een serie schilderijen ter verheerlijking van de Zonnekoning. Lodewijk voelt voor Alexander meer sympathie dan voor welke andere koning ook. Aangesproken door het feit dat Alexander al bij zijn leven als god wordt erkend, roept hij zichzelf uit tot ”nieuwe Alexander”. Bij Le Brun bestelt hij een serie schilderijen over het leven van de Griekse vorst, ter verfraaiing van het Louvre.
De schilderijen worden gereproduceerd als kostbaar ingebonden gravures en bij wijze van geschenk verspreid over de Europese hoven. Een set van deze gravures is te bewonderen in de Hermitage. Ze tonen taferelen zoals ”De tent van Darius”, waarop te zien is hoe Alexander aan de Perzische koning Darius en diens familie gratie verleent. ”De slag bij Issos” geeft de inspanningen en chaos van een veldslag tegen Darius imponerend weer: een wirwar van vechtende lichamen. Alexander stormt met zijn zwaard af op de strijdwagen van zijn tegenstander.
Doordat het Franse hof de Europese mode bepaalt, leeft de belangstelling voor Alexander in heel Europa op. In Italië, Spanje, Oostenrijk en Duitsland worden paleizen voorzien van schilderijen met scènes uit zijn leven.
Een pronkstuk op de expositie zijn zes reliëfs op buxushout van de achttiende-eeuwse Antoine Marie Melotte, houtsnijder in Luik. De reliëfs zijn gebaseerd op de composities van Le Brun en afkomstig uit het paleis van de Russische vorstin Catharina de Grote. Zij noemt haar kleinzoon Alexander en maakt hem vertrouwd met de despoot uit de oudheid. Net als Alexander de Grote heeft ze de ambitie een groot rijk te stichten. Onder Catharina wordt dan ook de absolute monarchie in Rusland gevestigd.
Op een beeldscherm is de ‘reis’ die Alexander met zijn legers aflegt te volgen. Zijn veldtocht naar het Oosten, 23.480 kilometer lang, geldt als de omvangrijkste militaire campagne in de geschiedenis. Tijdens zijn tocht sticht hij meer dan honderd steden, waaronder Alexandrië in Egypte. Hij legt de grondslag voor nieuwe syncretistische erediensten en treedt op als beschermheer van filosofen, historici en kunstenaars. Zijn poging om het Oosten en het Westen te verenigen op basis van de Griekse beschaving leidt tot een nieuwe cultuur: het hellenisme.
In veel hellenistische steden ontstaan joodse gemeenschappen. De joden interpreteren hun geloof met behulp van het Griekse denken. Een belangrijk gevolg van de hellenisering is de vertaling van de joodse heilige schriften in het Grieks, de Septuagint.
De antieke wereld kent geen historische persoon die in de kunst van zo veel volkeren is afgebeeld als Alexander de Grote. Het mooie aan de expositie in de Hermitage is dat bezoekers per land te zien krijgen welke culturele sporen Alexander heeft nagelaten. Het gaat om houtsnijkunst, papyrusfragmenten, sieraden, drinkschalen, wapens, portretten, tapijten, munten, in totaal ruim 350 objecten. Goud uit Iran, een standbeeld van Cleopatra uit Egypte, zwarte en rode vazen uit Griekenland, een verfijnd gouden ruitertje uit Centraal-Azië, boeddhistische portretbustes uit de Afghaanse en de Indiase gebieden.
De westerse literatuur duidt hem aan als Alexander de Grote, terwijl hij in oosterse geschriften vaak opduikt als Alexander de Gruwelijke. De christelijke traditie pendelt tussen deze twee beelden. Zijn heldhaftigheid inspireert de kruisvaarders, maar de kerkvaders hekelen de hoogmoed van de heidense koning die er niet voor terugdeinst zichzelf goddelijk te verklaren. De ‘Onsterfelijke’ sterft op 32-jarige leeftijd, mogelijk als gevolg van overmatig drankgebruik.
Een knoop doorhakken
De ambities van Alexander worden duidelijk als hij in 333 voor Christus in Gordion (in het huidige Turkije) komt. Daar staat een wagen die gewijd is aan Zeus. Het verhaal wil dat wie de knoop van het juk van de wagen loskrijgt –de Gordiaanse knoop– zal heersen over heel Azië. Ook voor Alexander blijkt de knoop onontwarbaar. Hij lost dat op door met één machtige zwaardslag de knoop doormidden te hakken. En vervolgens te verklaren dat de knoop los is. Volgens de overlevering krijgt ieder die twijfelt aan de rechtmatigheid van Alexanders claim het zwijgen opgelegd met donder en bliksem – het antwoord van Zeus.