Schipperen met het geloof
Wereldwijd zijn er zo’n 7 miljoen exemplaren van ”Het leven van Pi” verkocht. In Nederland beleefde de bestseller van Yann Martel tot nog toe 32 drukken. Arjan Boersma, Gerard Ros en Rianne Wisse-Roest bespreken het verhaal van een jongen die na een schipbreuk met een tijger in een reddingssloep belandt.
Begrijpen jullie waarom dit boek zo populair is?
Arjan: „Het sluit aan bij het gevoel van postmoderne mensen. Martel wil laten zien dat het mooi is om ergens in te geloven, maar waarin maakt hem niet zo veel uit.”
Rianne: „Er is tegenwoordig een sterke hang naar religie en spiritualiteit.”
Gerard: „De gedeelten die over het geloof en over de kracht van verhalen gaan, vormen alleen maar de omkadering van het verhaal, hoewel ze essentieel zijn om de boodschap van de schrijver te begrijpen. Ik denk echter dat de meeste mensen vooral de tocht van Pi met de Bengaalse tijger over de oceaan interessant vinden.”
Arjan: „Boeken die het belang van mooie verhalen benadrukken, zijn tegenwoordig heel populair. Kijk maar naar de roman van Franca Treur.”
Gerard: „Het is ook een boeiend en goed geschreven verhaal; je wordt erdoor meegesleept.”
Dit is een ongelofelijk en bizar verhaal.
Arjan: „Dat is waar, maar Martel beschrijft het op zo’n manier dat je denkt dat het echt gebeurd kan zijn.”
Rianne: „Alleen dat algeneiland waar Pi en de tijger op een gegeven moment terechtkomen vond ik wel erg fantastisch. Dat deed me aan Narnia denken.”
Gerard: „Toch is het een geloofwaardig verhaal, Martel geeft een logische verklaring voor alles wat er met Pi en de tijger gebeurt.”
Als Pi uiteindelijk de bewoonde wereld bereikt, neemt niemand zijn verhaal serieus.
Rianne: „Hij vertelt dan een tweede versie, waarin geen enkel dier voorkomt. Dat vond ik wel een anticlimax. Ik begon echt aan mezelf te twijfelen. Had ik iets gemist? Was die eerste versie misschien symbolisch bedoeld? Ik kreeg het gevoel dat het mooie verhaal me werd afgepakt.”
Is dat niet precies wat Martel met dit verhaal wil bereiken?
Rianne: „Ja, hij laat je twijfelen aan een verhaal waarin je bent gaan geloven.”
Waarom zou hij dat doen?
Gerard: „Martel wil laten zien dat er verschillende visies zijn waarmee mensen de werkelijkheid om hen heen beschrijven en interpreteren. In onze moderne wereld zijn dat met name de wetenschappelijke beschrijving en de verhalen van de verschillende wereldgodsdiensten. Die laatste staan wat hem betreft op één lijn.”
Rianne: „Pi wordt zowel hindoe, als moslim en christen. Volgens Martel dienen mensen allemaal dezelfde God, alleen op een verschillende manier. Maar het hart zou hetzelfde zijn. Zoals hij zelf zegt: Er zijn ook verschillende keukens – de Indiase, de Chinese, de Franse. Die hebben allemaal met eten te maken, maar hoe het eten wordt bereid is per land verschillend. En even waardevol.”
Arjan: „Martel vindt alle religies even waar. Op een gegeven moment komt Pi in een discussie tussen een imam, een pandit en een priester terecht die alle drie Pi in hun kamp proberen te trekken. Maar Pi zegt alleen dat hij gewoon God wil liefhebben.”
Gerard: „Tegelijk wil Martel laten zien dat een verhaal waarin God voorkomt de voorkeur heeft boven een verhaal zonder God.”
Rianne: „Hij zegt letterlijk dat je in God gaat geloven als je dit boek hebt gelezen.”
Arjan: „Maar was schiet je daarmee op als je niet durft zeggen dat de God van de Bijbel de enige ware is?”
Gerard: „Toch is het wel opvallend dat iemand die postmodern is tot de conclusie komt dat een gelovige kijk op de werkelijkheid te prefereren is boven een visie die geloof uitsluit. Vandaag de dag wordt juist het geloof vaak uitgespeeld tegen de wetenschappelijke verklaring. Geloven is dan iets wat in de privésfeer hoort en een christelijke visie op de werkelijkheid wordt minder rationeel gevonden als de huidige atheïstische wetenschappelijke visie. Iemand die rationeel is kan niet gelovig zijn, is de gedachte. Ik vind het daarom positief dat Martel hier iets tegenover stelt.”
Rianne: „In een interview zegt Martel dat hij niet veel moeite heeft met een atheïst die in de wetenschap gelooft. Want dat beschouwt hij ook als een geloof. Waar hij niet zo veel mee opheeft is de agnost die zegt dat hij niet weet hoe het mysterie van het leven in elkaar zit. Die heeft volgens Martel geen verbeeldingskracht en loopt zo het mooiste verhaal mis.”
Arjan: „Oké, je gelooft in een mooi verhaal, geloven in iets hogers is blijkbaar waardevol. Maar dan? Het gaat er toch ook om wát je gelooft?”
Gerard: „Het helpt om de kloof tussen christenen en atheïsten te overbruggen. Met Martel in de hand kun je niet meer zeggen dat de christelijke visie op de werkelijkheid onzin is, of dat je pas echt modern bent als je niets met geloof hebt.”
Arjan: „Maar je kunt nog steeds niet zeggen dat het christendom de enige juiste religie is.”
Rianne: „Daar laat Martel inderdaad juist geen ruimte voor.”
Gerard: „Nee, maar dat is ónze vervolgactie als christen. Je moet niet van Martel verwachten dat hij die conclusie trekt. Ik denk dat hij met dit boek wel openingen biedt om over je geloof te praten. Als het uitgangspunt is dat geloof en religie verdedigbaar zijn, dan kunnen christenen aanvoeren dat het ene ‘verhaal’ is te prefereren boven het andere.”
Arjan: „Die stap zal Martel nooit kunnen maken en de postmoderne mens ook niet.”
Gerard: „Dat moet je ook niet van hem verwachten. ”Het leven van Pi” is geen evangelisatieboek en Martel is een postmoderne auteur, geen christen.”
Rianne: „De gedachte die hij wil verwoorden kom je vaak tegen in de maatschappij. Er is iets hogers en wat dat is mag je zelf invullen. Hoe spiritueel je wilt zijn of hoe weinig, is helemaal aan jou. Als je je er maar goed bij voelt.”
Gerard: „Ik denk wel dat de ene persoon gemakkelijker met de Bijbelse boodschap te bereiken is dan de ander. Bij de atheïstische wetenschapper Herman Philipse hoef je er bijvoorbeeld niet mee aan te komen. Maar iemand op straat zal wellicht minder afwerend zijn en zeggen: Oké, dat is jouw geloof. Dan sta je al dichter bij hem en kun je proberen hem te overtuigen van de waarde van het christelijk geloof.”
Arjan: „Dat zal dan vervolgens niet lukken, ben ik bang.”
Rianne: „Als je vertelt dat je in God gelooft, zeggen mensen vaak: Dat is fijn voor je, als dat je een goed gevoel geeft in je leven moet je het vooral doen. Maar als je pretendeert dat dit dé waarheid is, dat je niet anders dan door Jezus gered kunt worden, dan is de reactie: Ho, ho, wie ben jij eigenlijk dat je beweert dat dit de enige waarheid is.”
Gerard: „De uitdaging om daarover in gesprek te gaan ligt dan bij ons als christenen.”
Toch lijkt Martel het christendom wel een andere positie toe te kennen dan de overige godsdiensten. Pi wordt (ook) christen, maar hij vindt deze religie ongerijmd. Een God Die lijdt en sterft past niet bij het menselijke beeld van een God.
Arjan: „Hij zegt inderdaad dat dit bij andere godsdiensten nooit zou kunnen voorkomen. De hindoe-god Krishna zou bijvoorbeeld nooit kunnen sterven.”
Rianne: „Martel ziet het unieke van het christendom wel in. Hij raakt aan de kern ervan. Hij ziet de christelijke God niet als een God Die mensen zelf zouden kunnen maken, Hij is niet door de verbeeldingskracht van mensen ontstaan. Daardoor is Hij bij Martel wel onderscheiden van andere goden; die zijn precies zoals je verwacht.”
Arjan: „Maar daar doet hij verder niets mee…”
Rianne: „Hij wil de andere religies ook tevreden houden. Hij maakt geen keuze, want daarmee zou hij een negatief waardeoordeel over de andere godsdiensten geven. Terwijl die volgens hem ook waardevolle elementen bevatten.”
Arjan: „Daarmee heeft hij dus toch nét niet de kern te pakken, namelijk dat Jezus als God heeft geleden voor de zonden van de mensen. Als hij dat gezien zou hebben, zou hij tot een andere conclusie gekomen zijn.”
Panelleden
Arjan Boersma (1982) uit Dordrecht. Socioloog. Beleidsmedewerker bestuurlijke aangelegenheden bij een gemeente.
Rianne Wisse-Roest (1984) uit Amersfoort. Gehuwd. Ze is huisarts in opleiding en moeder van een zoontje.
Gerard Ros (1980) uit Ede. Promovendus aan de Wageningen Universiteit. Leest ten minste vijf boeken per week.