Commentaar: Rechter spreekt schuldig uit
Met de beschuldigingen aan het adres van oud-bisschop Gijsen lijkt een nieuwe dimensie aan de misbruikaffaire in de Rooms-Katholieke Kerk te zijn gevoegd; die van ”public killing”.
Het aantal slachtoffers van misbruik dat zich bij de stichting Hulp en Recht meldt, neemt nog toe. De beschuldigingen zijn veel en velerlei, de aangerichte schade moet heel groot zijn.
Wie zal het leed en de pijn kunnen meten van kwetsbare jongeren die in een omgeving die hun veiligheid moest bieden, juist onveiligheid ervoeren. Die in opperste verwarring raakten omdat het kerkelijk gezag zich zo dubbel manifesteerde. Aan de buitenzijde kuis en zedig, in het verborgene onzedelijk. Seksueel misbruik is gruwelijke zonde tegen God en de naaste. Er zijn wat tranen gelaten, door slachtoffers, maar ook wel door daders.
Dat seksueel misbruik gestopt, slachtoffers recht gedaan wordt en daders tot de orde geroepen worden, is niet alleen billijk, maar ook noodzakelijk.
Het seksueel misbruik heeft de Rooms-Katholieke Kerk in een morele crisis gestort. De kerk heeft grote imagoschade opgelopen die niet gemakkelijk te herstellen is. Wat veel erger is, Gods Naam is in elke misbruikzaak in het geding en de geloofwaardigheid van het geloof lijdt eronder.
De media treden hierbij nogal eens op als medeaanklager. Zij meten elke zaak van misbruik breed uit en niet zelden zijn er zeer gedetailleerde verslagen opgetekend uit de mond van het slachtoffer of anderen die om het slachtoffer heen staan.
In rubrieken en commentaren klinkt nogal eens het verwijt dat de Rooms-Katholieke Kerk de zaken niet in de openbaarheid heeft gebracht. Als daarmee bedoeld wordt dat een zaak is toegedekt, is weggemoffeld, dan is dat verwijt te begrijpen. Als ermee bedoeld wordt dat alles in de openbaarheid moet komen, dan is dat niet in lijn met de kerkelijke rechtspraak, die in zijn aard medisch is, gericht op het behoud van de naaste, zowel slachtoffer als dader.
Ook de wereldlijke rechtspraak gaat, als het goed is, heel zorgvuldig om met het recht. Elke politieman leert al in het begin van zijn opleiding dat een dader pas dader is na veroordeling door de rechter. Daarvoor is hij verdachte. Een verdachte kan onschuldig blijken en vrijgesproken worden en wie kan hem of haar dan met de vinger nawijzen?
Het is een goed journalistiek gebruik om verdachten altijd met de initialen aan te duiden. Dat geeft blijk van voorzichtigheid en terughoudendheid. Het is immers niet zeker dat de man of vrouw daadwerkelijk schuldig is. Pas als de rechter het schuldig heeft uitgesproken, is de veroordeelde dader. In het kerkelijk recht zal binnen de beslotenheid van een kerkenraad veelal voorzichtig worden geopereerd, in afwachting van de rechterlijke uitspraak.
Door enige voorzichtigheid laten de media zich, over het algemeen, niet hinderen. Dat is niet nieuw, maar blijft wel zorgelijk. Toen in 1993 de Rotterdamse bisschop Bär in opspraak kwam, vanwege mogelijke homoseksuele handelingen, trad hij af. Het maakte niet meer uit of hij schuldig was of niet, de publiciteit had hem het functioneren onmogelijk gemaakt.
Nu is oud-bisschop Gijsen in het nieuws gekomen. Met naam en toenaam; initialen zijn overbodig. De beschuldigingen aan zijn adres lijken, in juridische jargon, redelijk dun. Maar de verhalen spreken tot de verbeelding, de media weten kennelijk de details. De persoon van de oud-bisschop is beschadigd; schuldig of onschuldig, dat is niet meer terzake.
Gedegen en eerlijk onderzoek is zeker op zijn plaats. Daar hebben de slachtoffers, samenleving en kerk recht op. Maar het schuldig verklaren komt niet de media, maar alleen de (kerkelijke) rechtspraak toe.