Opties en bonussen
Optieregelingen voor managers van beursgenoteerde bedrijven golden een jaar of wat geleden als een eigentijds beloningsinstrument bij uitstek. Naarmate de koers van het bedrijf steeg, namen de optiepakketten in waarde toe. Het belang van de managers ging daardoor hand in hand met dat van de aandeelhouders. Wat kon men zich nog beter wensen?Inmiddels is opnieuw gebleken dat de aandelenkoers van een bedrijf ook in hoge mate beïnvloed wordt door de economische conjunctuur en het algehele beursklimaat. Veel pijnlijker was het echter te moeten constateren dat sommige bestuurders van bedrijven niet schromen om door boekhoudkundige trucs de winsten van hun bedrijf veel gunstiger voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn.
Oorspronkelijk meende men dat het toekennen van aandelenopties ertoe zou leiden dat managers zich extra inzetten voor hun bedrijf. De betere resultaten die daardoor behaald werden, zouden via hogere koersen de waarde van hun optiepakketten vergroten. Maar al gauw hadden veel managers door dat het veel meer en veel sneller effect had op de beurskoersen om de bedrijfsresultaten te flatteren. En dat in de hoop dat door een snelle groei van het bedrijf de werkelijkheid spoedig met die geflatteerde cijfers zou overeenkomen.
Een ruime meerderheid van financiële directeuren van grote ondernemingen wil dan ook af van deze optieregelingen, zo blijkt uit een enquête die in opdracht van Het Financieele Dagblad is gehouden. Uit de enquête blijkt ook dat de directies vaak de initiatiefnemers zijn van boekhoudschandalen. Veel accountants vinden het geen probleem om daaraan mee te werken, en de commissarissen, die de directies zouden moeten controleren, hebben meestal te weinig financiële deskundigheid.
Alles bij elkaar is dat geen positief beeld. Daarbij komt dat de ondervraagden er toch ook geen belang bij hebben om de zaken somberder voor te stellen dan zij zijn.
De invoering van optieregelingen is destijds wel verdedigd met het argument dat die hoognodig waren om talentvolle managers aan het bedrijf te binden. Anders zouden ze weglopen naar beter betalende concerns. Ook op lagere niveaus werden optieregelingen gebruikt om aantrekkelijker te worden bij de werving van jonge academici, die toen schaars waren.
Nu die opties door de lage beurskoersen weinig of niets waard blijken te zijn, zoeken grote bedrijven het in het toekennen van bonussen aan hun topmanagers. Dat gaat soms om miljoenen euro’s. Moet de president-directeur het veld ruimen omdat het bedrijf steeds verder wegzakt in de rode cijfers, dan blijkt de gouden handdruk die hij meekrijgt ook niet gering te zijn.
Dat alles laat zich moeilijk verenigen met pleidooien voor loonmatiging die in de huidige situatie door de werkgevers worden afgestoken. Loonmatiging is inderdaad gewenst, maar dan wel over de hele linie.
Ter verdediging van hun hoge salarissen en bonussen wijzen managers graag naar de situatie in het buitenland. Zeker in de VS incasseren topmanagers absurd hoge bedragen. Maar dat is geen reden om dat patroon zonder meer te kopiëren.