Man Wah Choy had geen tijd om Nederlands te leren
Om economische redenen emigreerde Man Wah Choy in 1969 vanuit Hongkong naar Nederland. Zijn vrouw en kinderen volgden enkele jaren later, zijn kleinkinderen werden hier geboren. Drie generaties in gesprek over het leven als Chinees in Nederland.
”God met ons.” Dat staat –in Chinese karakters– aan de binnenkant van de voordeur van Man Wah Choy (89) en zijn vrouw Doi Chu Yung (79). De ontvangst in de Zaandamse flat is hartelijk, al spreken de bejaarde immigranten nauwelijks een woord Nederlands. Zoon Wai Ching Choy (49) en kleinzoon Joey Choy (22) vertalen de woorden van (groot)vader. Oma luistert op de achtergrond mee.
Man Wah groeide op in de provincie rond Sjanghai, waar hij 62 jaar geleden met Doi Chu trouwde. Hij verdiende zijn brood als kleermaker. Het echtpaar kreeg drie dochters en twee zonen en heeft inmiddels tien kleinkinderen. Tientallen familiefoto’s sieren de wanden van hun kamer. In een glazen bak op een tafeltje verroert zich af en toe een schildpad.
Jarenlang maakte Man Wah in zijn geboorteland traditionele kledij. Door een verslechterende economische situatie en een toenemende voorkeur van de klant voor modernere kleding kon hij in de jaren zestig geen goed belegde boterham meer verdienen. Hij week uit naar Hongkong, maar ook daar was uiteindelijk onvoldoende werk.
In de miljoenenstad maakte het boeddhistische gezin kennis met het christelijke geloof. De oudste dochter ging als eerste naar de kerk –een baptistengemeente– en nam moeder al snel mee. Na verloop van tijd werden ze christen en lieten zich dopen. Op den duur namen alle gezinsleden die stap. ”God is liefde”, zo zegt een tekst aan de wand in Man Wahs flat.
In het voetspoor van andere emigranten vertrok de kleermaker in 1969 naar Nederland, 45 jaar oud. Hij ging aan de slag in de keuken van een Chinees restaurant in Utrecht. „Het werk was nieuw voor mij. Thuis kookte mijn vrouw meestal. Van tien uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds was ik druk. Overdag zie je alleen de kookplaat, ’s nachts alleen het kussen, luidt een Chinees gezegde. Ik miste mijn vrouw en kinderen. Als ik op bed lag, moest ik wel eens huilen.”
Hij had geen grote toekomstdromen, toen hij naar Nederland ging. „Mijn gezin onderhouden, dat was wat ik wilde.” Na drie jaar kwam een van zijn dochters naar Nederland, een jaar later een andere. Nadat Man Wah in 1975 een Chinees afhaalcentrum in Zaandam had overgenomen, kon de rest van zijn gezin overkomen.
Wai Ching was 15 jaar toen hij Hongkong verliet. Om de Nederlandse taal te leren zat hij enkele maanden in de hoogste klas van de lagere school, voordat hij in een internationale schakelklas aan de lts begon. Intussen draaiden alle gezinsleden volop mee in de zaak. De eerste vijf jaar was dat Peking in Zaandam, daarna kocht Man Wah Chinees-Indisch restaurant Koen Nam (De winnende man) in Nieuw-Vennep.
„Het was een echt familiebedrijf”, zegt Wai Ching. „Vooral in het begin was alles nieuw voor ons. We wisten niet goed hoe alles moest. Het werk verliep nogal ongeorganiseerd.” Na zeven jaar –toen de beide zonen aangaven niet in deze sector verder te willen– deed Man Wah de zaak van de hand en keerde terug naar Zaandam.
Van taal- en integratieprogramma’s was geen sprake, toen de Chinees indertijd naar Nederland kwam. „Nederlands is heel moeilijk. Ik ken het abc niet. Toen ik hier kwam, was ik zo druk met werken dat ik geen tijd had de taal te leren. Ik ken een paar woorden: goeiemorgen, dag, dankuwel.”
Wai Ching woont met zijn vrouw en drie kinderen in Zaandam en doet magazijnwerk in een toko in Amsterdam. Hij spreekt vrij goed Nederlands, maar ervaart de taal toch als een belemmering om veel met Nederlanders om te gaan. Bovendien heeft hij er weinig behoefte aan. Hij voetbalt met een Chinese vriendenclub, bezoekt een Chinese kerk en is betrokken bij de Chinese culturele vereniging in de hoofdstad.
Joey, de oudste zoon van Wai Ching, werd in Nederland geboren en is nu eerstejaarsstudent aan de hotelschool in Maastricht. „Ik heb mezelf vaak de vraag gesteld of ik me meer Chinees of Nederlander voel, maar kan er geen antwoord op geven. Ik ben gemengd. De situatie is in balans. Ik heb even veel contact met Nederlanders als met Chinezen.”
Op zondag gaat hij met zijn ouders naar de Chinese CAMA-gemeente in Amsterdam, die diensten in twee talen belegt. Terwijl zijn ouders de Chinese dienst volgen, gaat hij naar de Nederlandse samenkomst die gelijktijdig in hetzelfde gebouw wordt gehouden. Een Bijbelgedeelte dat hem aanspreekt is de gelijkenis van de talenten. „Het is onze plicht de talenten die we van God hebben gekregen, te gebruiken.”
Joey is een paar keer naar het land van zijn voorouders geweest. „Toen ik een jaar of tien was, waren we op vakantie in het zuiden van China, net boven Hongkong. Dat was een cultuurschok voor mij. In Hongkong klonk overal geschreeuw. Ik heb nooit zo veel auto’s tegelijk horen toeteren als daar. De rest van China is heel anders, veel boerser.”
Tien jaar later bezocht hij Sjanghai. Te midden van miljoenen mensen voelde hij zich nietig. „Ik dacht dat ik zou kunnen verdwijnen zonder dat iemand het zou merken. Niemand kijkt elkaar op straat aan.” Dat is een duidelijk verschil met Nederland, zegt Wai Ching. „Nederlanders zijn openener, maken makkelijk een praatje. Als ik de hond uitlaat, zeggen mensen ”dag”. Dat gebeurt in Hongkong niet.”
Zouden ze ooit terug willen naar China? Wai Ching aarzelt: „Misschien na mijn pensioen, hoewel ik het klimaat in Hongkong niet zo prettig vind. Het is er heel warm en benauwd. Ik denk er wel eens over om in de toekomst zendingswerk onder Aziaten te gaan doen. Onze gemeente organiseert regelmatig zendingsreizen. Dat spreekt me aan.”
Joey: „Ik wil in ieder geval niet in Nederland blijven. Na mijn studie ben ik van plan een paar jaar naar het buitenland te gaan, misschien naar China. Daarna kijk ik wel verder. In China, met zijn prachtige cultuur en landschap, zou ik oud willen worden.”
Man Wah verblijft sinds zijn pensioen jaarlijks een paar maanden met zijn vrouw in Hongkong, waar een van hun dochters woont. Hij geniet van zijn oude dag en is dankbaar voor de goede zorgvoorzieningen die Nederland heeft. De bejaarde Chinees beseft dat het leven op aarde eindig is. Joey: „Opa wacht tot de Heere hem komt halen. Daar heeft hij het vaak over. Hij kijkt ernaar uit.”
Chinezen vieren eeuwfeest in Nederland
Workshops lampionnen maken, theeceremonies, nieuwe boeken en een fototentoonstelling: op allerlei manieren wordt de komst van de eerste grote groep Chinezen naar Nederland, honderd jaar geleden, gemarkeerd. Een breed scala aan culturele en culinaire activiteiten start deze maand en duurt tot het najaar van 2011. De jubileumwebsite 100jaarchinezen.nl gaat binnenkort online.
De eerste grote groep Chinezen kwam in 1911 vanuit Engeland naar de Amsterdamse en Rotterdamse havens, zegt Theo Chang (54), secretaris van de Landelijke Stichting voor de Viering van 100 jaar Chinezen in Nederland. De Nederlandse havenarbeiders staakten indertijd om betere lonen en werkomstandigheden te eisen. „De Chinezen werden gekozen om de staking te breken”, zegt Chang. Dat ze bereid waren voor lage lonen te werken, en hiermee het werk af te nemen van Nederlandse havenarbeiders, stelde hen in een kwaad daglicht. Dit maakte hun situatie in Nederland moeilijk.
Pas in de jaren zestig en zeventig ontwikkelde de Chinese bevolkingsgroep in Nederland zich. In die periode kwamen de Chinese restaurants op. De jaren zeventig waren het toppunt, met gemiddeld 2400 Chinese restaurants. „Op minder dan 6000 inwoners had je een Chinees”, zegt Chang, zelf horecaondernemer in Den Haag. Met de komst van andere, concurrerende buitenlandse keukens raakte de markt in de jaren tachtig echter verzadigd.
Dat veel Chinezen in de horeca zitten, schrijft Chang onder meer toe aan de ondernemersgeest van zijn volksgenoten. „Ongeacht uit welk deel van China iemand komt, elke Chinees wil een keer in zijn leven een restaurant beginnen. Dat is ons streven.” Volgens hem rol je daar als Chinees gemakkelijk in. Voor hulp in het restaurant wordt vaak een beroep gedaan op het Chinese vriendennetwerk.
Op dit moment telt Nederland officieel zo’n 100.000 Chinezen, aldus Chang. Ongeveer de helft is afkomstig van het Chinese vasteland, de rest uit onder meer Hongkong, Indonesië, Suriname, Singapore en Maleisië. De huidige jongere generatie heeft vaak gestudeerd en kiest meestal voor een andere richting dan de horeca. Volgens Chang schrikt het leven van hun ouders, die hele dagen in hun restaurants doorbrengen, hen af. „Ze zeggen: „Tijdens mijn jeugd zag ik mijn ouders nooit. Dat wil ik niet. Ik heb nu een opleiding gehad en ga een andere richting zoeken.””
Jongere Chinezen oefenen nu ook beroepen uit als arts en advocaat. De oudere generatie Chinezen is hier blij mee. „We zijn er trots op dat onze jongeren een bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse economie”, verklaart Chang.
Chang is zelf geboren in China, maar woont sinds zijn 18e in Nederland. Hij heeft niet de behoefte weer permanent in China te gaan wonen. Redenen hiervoor zijn het klimaat, de zorg en de openbare orde in China. Die zijn daar volgens hem minder goed dan in Nederland. „Maar ja, hier betaal je weer meer belastingen.”