Wetsvoorstel steunt creatieve geesten
Uitgevers en auteurs zijn verdeeld over het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht, dat voor de zomer openbaar werd gemaakt. Dat blijkt uit de reacties die afgelopen weken verschenen in de media. Tot 31 augustus konden ze ook worden ingediend bij het ministerie van Justitie.
Het voorstel in notendop: belangrijkste wijziging is dat auteursrechten bij het leven van de maker (schrijver, tekenaar, uitvoerend kunstenaar) niet meer overgedragen kunnen worden aan de exploitant (de uitgever of platenmaatschappij), zoals nu wel mogelijk is. In plaats van hun rechten over te dragen, geven de makers hun werk bij de exploitant in licentie, aldus het voorstel. En een exclusieve licentie voor meer dan vijf jaar kan elke vijf jaar worden opgezegd.
Duidelijk is dat de positie van schrijvers en componisten hierdoor wordt versterkt. Eindelijk gerechtigheid voor deze groep, die traditioneel in een zwakke onderhandelingspositie verkeert? Of pleegt het wetsvoorstel een ontoelaatbare inbreuk op het Nederlandse vermogensrecht?
Dat laatste stelt inderdaad prof. dr. Th. C. J. A. van Engelen, hoogleraar industriële eigendom aan de Universiteit Utrecht. Van Engelen spreekt in het Nederlands Juristenblad (27-08-2010, afl. 28) van een „ongevraagde ondercuratelestelling door een betuttelende wetgever.” Hij bestrijdt dat er sprake zou zijn van een „structureel zwakkere onderhandelingspositie” voor auteursrechthebbenden en uitvoerend kunstenaars. „De rechtspraak kent geen duidelijke voorbeelden van schrijnende gevallen waarin een ”onheuse” overdracht van auteursrechten of rechten van uitvoerend kunstenaars een groot probleem veroorzaakten, dan wel waar het niet overdraagbaar zijn van die rechten een rechthebbende voor groot onrecht zou hebben behoedt. Dat een individuele rechthebbende achteraf soms spijt heeft van een verkoop van rechten mag zo zijn, maar dat rechtvaardigt niet het collectief niet meer overdraagbaar maken van die rechten voor alle rechthebbenden.” Van Engelen ziet dan ook weinig redenen „om weg te dromen bij romantische bespiegelingen over het beschermen van een ”zielige rechthebbende”.
Ook Raoul Eljon van het vaksecretariaat Juridische Zaken van het Nederlandse Uitgeversverbond (NUV) stelt vast dat het belangrijkste uitgangspunt van het voorstel „de verondersteld zwakke positie van de auteur” is, schrijft hij in de augustuseditie van Boekblad. „De onderliggende gedachte is dat de auteur in een ongelijkwaardige onderhandelingspositie zit en in veel gevallen door de uitgever wordt uitgeknepen. Excessen zullen ongetwijfeld voorkomen, maar misstanden op grote schaal zijn binnen de uitgeverij niet aan de orde. Het is daarom de vraag waarom auteurs, die zich als ondernemers op de vrije markt begeven, verdergaande bescherming nodig zouden hebben. Auteurs zijn tegenwoordig mondig genoeg en worden daarbij goed ondersteund door hun beroepsorganisaties.”
Makers zelf uiten zich heel anders. „De mogelijkheid om over primaire auteursrechten te onderhandelen is voor illustratoren door bestaande standaardcontracten in veel gevallen nauwelijks mogelijk”, stelt illustrator Fiel van der Veen op de website van het platform Makers (platformmakers.nl). „De gemiddelde popmuzikant verdient tussen de 6000 en 12000 euro bruto per jaar inclusief bijbaantjes, blijkt uit onderzoek. Als ik het tegen mensen zeg, geloven ze het niet”, schrijft muzikant en acteur Bob Fosko op die site.
Volgens Janne Rijkers, coördinator van de Vereniging van Letterkundigen (VvL), is het wetsontwerp dan ook een „daad van rechtvaardigheid”. In genoemde editie van Boekblad betoogt ze dat overheidsingrijpen „hard nodig” is. „Het gaat om een poging tot herstel van een ”level playing field”, het betreft immers ondernemers onderling. Zo’n ”level playing field” ontbreekt in de praktijk en daar is het wetsontwerp op geschreven. De individuele auteur heeft steun in de rug nodig als hij tegenover zijn steeds groter groeiende exploitant zit.”
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl