Cultuur & boeken

Familie-eer gaat vóór de dochter

Ze werd uitgehuwelijkt, tegen haar wil naar Pakistan gesleept en ten slotte door haar eigen ouders terdoodveroordeeld. Sabatina James: „Ik hoop dat God me ooit met mijn familie zal herenigen. Maar dat kan alleen als ze de islam vaarwel zeggen.”

mr. Richard Donk
4 September 2010 10:07Gewijzigd op 14 November 2020 11:40
Sabantina James: ”Jezus zegt dat wij het zout der aarde moeten zijn. Maar waar is het zout?" Foto RD
Sabantina James: ”Jezus zegt dat wij het zout der aarde moeten zijn. Maar waar is het zout?" Foto RD

”God zegene je”, schrijft ze met sierlijke letters voor in haar zojuist in het Nederlands verschenen boek ”Mijn vlucht naar vrijheid”. Sabatina James –haar schuilnaam– was deze week in Amsterdam om haar pennenvrucht te promoten. Het is een ontroerend levensverhaal over onderdrukking, angst en geweld. Maar ook over bekering tot het christendom, vergeving en de liefde van Christus.

Het begint allemaal in het dorpje Dhedar, in het uiterste noordoosten van Pakistan. Daar ziet Sabatina in 1982 het levenslicht op een boerderij. „Naar Pakistaanse maatstaven hadden we het goed”, vertelt ze in een hotel aan een van de Amsterdamse grachten. „We hadden maar een paar kippen en drie buffels. Plus een hele bende slangen, al hadden die niets met ons te maken. Het wemelt van de slangen in Pakistan. Ik vind ze nog steeds vreselijk.”

Haar vader ziet ze zelden, want hij werkt als gastarbeider in Duitsland. „Hij kwam maar één keer per jaar op vakantie en vervolgens negen maanden later voor de geboorte van zijn kind. Ik werd grootgebracht door mijn moeder, die even streng was. Niet dat ze me vaak sloeg, maar vanaf heel jonge leeftijd liet ze er geen misverstand over bestaan wat mijn rol in het leven zou zijn: die van huisvrouw.”

Het zou heel anders lopen. Op haar tiende haalt Sabatina’s vader, die inmiddels een baan in Oostenrijk had gekregen, zijn gezin naar Europa. „Ik kon mijn ogen niet geloven”, herinnert Sabatina zich. „Op de snelweg zat ik de hele weg met mijn neus tegen het raampje gedrukt. Ik probeerde zo veel mogelijk indrukken op te doen en stelde verbaasd vast dat alles er echt heel anders uitzag dan in Pakistan. Ik was heel lang niet zo opgetogen geweest.”

Hoewel Sabatina in een westerse omgeving terecht is gekomen, houdt het gezin zich strikt aan de islamitische regels. „Ik beschouwde mezelf niet als een persoon, maar als een moslima. De islam was mijn identiteit en had mijn hele leven vormgegeven. Die bepaalde wat ik mocht eten, drinken en dragen, wie mijn vrienden en vijanden waren, en die zou ook mijn toekomstige man moeten regelen.”

Langzaam maar zeker krijgt de westerse cultuur echter invloed op Sabatina. Thuis doet ze zich als een vroom islamitisch meisje voor, maar buiten de deur begint ze zich steeds meer als een Oostenrijkse te gedragen. Ze trekt haar traditionele Pakistaanse gewaad over westerse kleding aan, zodat haar moeder niets merkt. Tegen de tijd dat ze op school is, ziet ze er net zo uit als alle andere meisjes.

„Mijn maskerade bleef maandenlang onopgemerkt”, vertelt Sabatina. „Ik leidde een dubbelleven: thuis bleef ik de brave Sabatina die keurig bad, zich fatsoenlijk kleedde en ongevraagd haar moeder hielp in de huishouding. Het was maar goed dat mijn moeder geen gedachten kon lezen, noch het dagboek waarin ik die gedachten opschreef en dat ik zo goed verstopte dat ze het nooit zou vinden.”

Toch krijgt haar moeder uiteindelijk in de gaten dat haar dochter niet helemaal de behoudende moslim is waarvoor ze zich thuis uitgeeft. „Langzaam maar zeker begon de sfeer thuis te veranderen. Mijn moeder werd steeds argwanender. Ze ging me bespioneren en keek door het keukenraam om te zien wat ik aan had wanneer ik uit de tram stapte. Als ze zag dat ik niet fatsoenlijk gekleed was, kreeg ik er fiks van langs.”

Blijft het aanvankelijk bij stevige vermaningen, in het voorjaar van 1998 barst de bom. Sabatina’s moeder vindt haar dagboek en slaat helemaal door. „Ze greep me bij mijn haar, sleurde me door de kamer en kwakte me tegen de muur. Het was voor het eerst van mijn leven dat ze me sloeg, en niet zomaar een tik zoals andere kinderen en jonge mensen kregen. Ze bleef maar aan mijn haar trekken, me in het gezicht stompen en schoppen.”

Dat pak slaag zou niet het laatste zijn. Sabatina: „Ze sloeg me om het minste of geringste; als ik bijvoorbeeld een spijkerbroek aantrok of als ze ook maar het kleinste spoortje van make-up op mijn gezicht zag als ik thuiskwam.”

Achteraf gezien had ze die bestraffingen wel kunnen verdragen, zegt Sabatina. Het wordt echter anders als haar ouders haar op een dag te verstaan geven dat zij haar aan haar neef Salman hebben uitgehuwelijkt. „Ik ken hem niet eens”, zei ik. Ik kan niet met hem trouwen. En elke keer kreeg ik hetzelfde droge commentaar. Ja, je zult wel met Salman trouwen.”

Intussen wordt de situatie thuis steeds onhoudbaarder. Na de zoveelste ruzie zoekt Sabatina haar heil bij een maatschappelijk werker en krijgt buitenshuis onderdak. In mei 1999 halen haar ouders haar over naar huis terug te keren. Daar krijgt ze te horen dat het gezin terug naar Pakistan zal gaan en dat Sabatina daar volledig haar eigen gang zal kunnen gaan.

Niets blijkt minder waar. Eenmaal in Pakistan dwingt Sabatina’s familie haar in een strak islamitisch keurslijf. Ook het huwelijk met neef Salman lijkt onafwendbaar. Eens protesteert ze tegen haar grootvader over die gedwongen bruiloft. „Je trouwt wél met hem. Je zult geen schandvlek voor je vader en moeder zijn”, is het barse antwoord.

Enige tijd later keert het gezin terug naar Oostenrijk, maar ditmaal zonder Sabatina. Haar vader beveelt haar bij de familie achter te blijven. „We willen dat je hier blijft. We willen dat je bij je tante en je toekomstige echtgenoot gaat wonen en een fatsoenlijk meisje wordt. Een meisje dat zich weet te gedragen en als een nette Pakistaanse denkt.”

Opnieuw begint voor Sabatina een dubbelleven. Voor het oog van haar familie gedraagt ze zich als een brave moslima. Maar in haar hart telt ze de dagen af tot ze weer naar Oostenrijk zal terugkeren. Dat moment komt in januari 2000, als haar vader haar terug naar Linz haalt. En daar voltrekt zich een verandering in Sabatina’s leven waarmee ze zich pas écht de woede van haar familie op de hals haalt.

Haar oude schoolvriend Christian doet Sabatina een Bijbel cadeau. Geheel volgens haar opvoeding geeft ze haar oud-klasgenoot te verstaan dat de Bijbel een boek vol leugens is. Toch raakt ze geboeid door het Woord van God, en al spoedig leest ze elke avond in het geheim uit de Bijbel.

Aanvankelijk wordt Sabatina verscheurd tussen haar streng­islamitische opvoeding en de dingen die ze in de Bijbel leest. „Vaak genoeg heb ik gevraagd: God, Wie bent U nu eigenlijk?” Tot ze de woorden in Jeremia 29 vers 13 onder ogen krijgt: „En gij zult Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij zult vragen met uw ganse hart.”

„Alles in de Bijbel was zo totaal anders dan wat ik in de islam had geleerd”, zegt Sabatina. „In Gods Woord las ik dat ik mijn vijanden moet liefhebben. In de Koran was me voorgehouden dat ik moet strijden en zelfs een jihad moet voeren als dat nodig is. In de Bijbel leerde ik dat ik geen indruk op God hoef te maken, maar dat Hij Zijn onvoorwaardelijke liefde wil schenken.”

In het voorjaar van 2001 krijgt Sabatina opnieuw ruzie met haar moeder over haar uiterlijk en over haar weigering met haar neef te trouwen. Ditmaal slaan de stoppen bij haar moeder definitief door. „„Loop maar naar de hel. Je bent mijn dochter niet meer. Ik wil je nooit meer zien”, voegde ze me toe”, vertelt Sabatina. „Toen ben ik opnieuw bij de jeugdopvang terechtgekomen.”

Haar vader bezoekt haar daar korte tijd later. Dan vertelt Sabatina onomwonden dat ze christen is geworden. Vanaf dat moment ontvangt ze dagelijks telefoontjes van haar familie waarin ze de meest vreselijke scheldwoorden naar haar hoofd krijgt geslingerd en het uitdrukkelijke bevel naar huis terug te keren.

Op 2 juni besluit Sabatina haar ouderlijk huis nog éénmaal te bezoeken, in het gezelschap van een Pakistaanse kennis. Dan wordt in volle omvang duidelijk wat haar bekering voor de familie betekent. „Je weet toch wat er volgens onze godsdienst met jou moet gebeuren?” krijgt ze te horen. „Gewoonlijk zou je een bedenktijd van drie dagen krijgen. Wij geven je twee weken. Als je dan Mohammed niet meer aanvaardt, moeten we je doden.”

„Ik was totaal verbijsterd”, herinnert Sabatina zich. „Ik ben het huis uit gerend en heb mijn verhaal aan de politie verteld. Ik kreeg direct politiebescherming en ben op een geheim adres gaan wonen. Maar de telefoontjes en bedreigingen bleven komen. Tot op de dag van vandaag.”

Wanneer was het laatste contact met je ouders?

„Een maand geleden ontving ik per e-mail nog een brief van mijn vader. Hij vraagt steeds of ik naar huis wil komen. Twee maanden geleden kreeg ik een bericht van mijn broer. Dat stond vol scheldwoorden en bedreigingen.”

Kun je je ouders vergeven?

„Ik heb mijn vader een brief gestuurd waarin ik uitspreek dat ik hun heb vergeven. Het enige antwoord dat ik krijg, is dat ik naar huis moet komen. Dat durf ik niet aan. Ik hoop dat God me ooit met mijn familie zal herenigen. Maar dat kan alleen als ze de islam vaarwel zeggen.”

Hoe kun je leven met die voortdurende bedreigingen?

„Ik probeer er niet te veel aan te denken. Ik ben heel dankbaar dat God me tot nu toe heeft gespaard. Overigens is mijn familie niet het enige gevaar. Ik ontvang ook steeds meer dreigementen van radicale moslims die vinden dat ik de islam te schande heb gemaakt. Dan krijg je bijvoorbeeld een mailtje waarin staat: „Ik heb je anderhalf uur geleden op het centraal station gezien; ik weet je te vinden.” Dat is heel eng. De radicale islam is veel gevaarlijker dan mijn familie.”

Zien we het gevaar van de radicale islam wel voldoende in Europa?

„Europa is absoluut blind. Het laat een systeem toe dat toestaat dat vrouwen mishandeld en zelfs gedood worden. En je wordt voor racist uitgemaakt als je daar kritiek op hebt. Als een Nederlandse man zijn vrouw slaat, wordt hij gestraft. Als een islamitische man dat doet, zegt de rechter: Dat hoort bij hun cultuur. Alsof het bij een moslimvrouw geen pijn doet.

Wat me bedroefd maakt is dat er zo weinig christenen zich hiertegen uitspreken. Waarom moet Geert Wilders dat doen, en niet wij? Er zijn te veel ‘normale’ christenen. Jezus zegt dat wij het zout der aarde moeten zijn. Maar waar is het zout?”

Hoe kan het dat de eer van de familie sterker is dan het leven van je kind?

„Ik heb dat eens aan mijn tante gevraagd: Wat zou u doen als uw dochter zich van de islam afkeerde? Ik zou haar doden, was haar antwoord. Allah en de eer van de familie komen op de eerste plaats. Ik hoop dat de moslimwereld ooit inziet dat wij niet hun eer zijn, maar hun dochters.”

Mede n.a.v. Mijn vlucht naar vrijheid, Sabatina James, uitg. Arena, Amsterdam, 2010; ISBN 978-90-225-5565-1;207 blz.; ¢ 18,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer