Lagere spellingseisen op basisschool helpen niet
Met het verlagen van de spellingseisen op de basisschool slaat het ministerie de plank mis, vindt dr. Jannemieke van de Gein. De spellingsproblemen bij scholieren moeten in het middelbaar onderwijs worden aangepakt.
In 1988 werd voor de allereerste keer op grote schaal landelijk gepeild hoe het gesteld was met het taalniveau van leerlingen in het basisonderwijs. Leerkrachten en onderwijsonderzoekers mochten vertellen hoe goed zij dachten dat leerlingen uit groep 8 de werkwoordspelling beheersten en hoe goed zij wensten dat die leerlingen die stof zouden beheersen.
Groot was ieders verrassing toen uiteindelijk uit de resultaten bleek dat achtstegroepers niet alleen veel beter presteerden dan gedacht, maar ook veel beter dan gewenst! Van de leerlingen schreef namelijk 77 procent een tekst waarin geen enkele werkwoordsvorm verkeerd gespeld was.
Dat was in 1988. Nu, ruim twintig jaar later, blijkt dat bij de vierde taalpeiling nog steeds zo te zijn. Nog altijd schrijft 77 procent van de leerlingen aan het einde van de basisschool een tekst zonder fouten in de werkwoordspelling. En in de tussenliggende jaren (bij de peilingen nummer 2 en 3) was het niet anders.
Hoe is dat te rijmen met de in de loop der jaren steeds luider klinkende klacht van instellingen zoals hbo en universiteit dat de eerstejaars niet meer weten hoe je persoonsvormen zoals (ik) word schrijft, of vormen zoals (hij) onthoudt en (de krant) meldde?
Een gegronde klacht, zo is intussen uit onderzoek gebleken. Peilingsgegevens over het onderwijsniveau in het voortgezet onderwijs ontbreken helaas (zulk onderzoek wordt om de een of andere reden in het voortgezet onderwijs gewoon niet uitgevoerd).
Bedrogen
Er zijn echter wel uitkomsten uit ander onderzoek. Wat bleek bijvoorbeeld toen ruim 8000 leerlingen aan het einde van hun vmbo-, havo-, mbo- of vwo-opleiding opgaven moesten maken uit de Eindtoets Basisonderwijs van het Cito? Dat maar 55 procent van hun antwoorden goed was.
En uit mijn eigen onderzoek naar de werkwoordspelling in eindexamenwerk van havisten en vwo’ers komt naar voren dat niet, zoals op de basisschool, in ruim 75 procent van dat werk alle werkwoorden goed geschreven zijn, maar slechts in een armzalige 40 procent. Aan het einde van de basisschool, zou je kunnen zeggen, spellen scholieren dus bijna twee keer zo goed als aan het einde van havo of vwo. Hoe is dat mogelijk?
Zakt die kennis na de basisschool helemaal weg? Wordt daar in het voortgezet onderwijs niets aan gedaan? Denken docenten daar misschien dat de werkwoordspelling uitsluitend basisschoolstof is? Daar lijkt het wel op, ja.
Ook het ministerie heeft geconcludeerd dat daar verandering in moet komen. Met ingang van het zojuist begonnen schooljaar gelden er voor alle lagen van het onderwijs dan ook nieuwe eisen, de zogeheten referentieniveaus.
Maar wie nu denkt dat die eisen inhouden dat het voortgezet onderwijs er in het vervolg alles aan moet doen om het hoge vaardigheidsniveau van achtstegroepers te handhaven en liefst nog op te vijzelen, komt bedrogen uit.
De referentieniveaus behelzen, raar maar waar, juist een verlaging van dat niveau aan het einde van de basisschool. Meer dan vormen van het type (hij) denkt, (hij) vond en (hij) heeft gehoord hoeven achtstegroepers voortaan namelijk niet meer te kunnen spellen.
En vormen als (ik) word, vind (je), (je) houdt, (hij) voorspelt en (hij heeft) beweerd, waarmee blijkens die vier grote landelijke onderzoeken het gros van de achtstegroepers geen noemenswaardige problemen heeft, hoeven op de basisschool voortaan niet behandeld te worden. Die hoeven scholieren pas vier of vijf schooljaren later goed te kunnen spellen.
Wordt hier door het ministerie nu het paard achter de wagen gespannen, of wordt met het badwater het kind weggegooid? Want hoe men het ook wendt of keert, met deze maatregel stevent het onderwijs zeker niet af op de zeer noodzakelijke verhoging van het niveau in het voortgezet onderwijs. Nee, sterker nog: ook dreigt een aanzienlijke verlaging van het niveau in het basisonderwijs. En dat met de beste bedoelingen.
Huiswerk
Hoe kan zo’n commissie van het ministerie de plank zo misslaan? Simpel: louter en alleen doordat de commissieleden menen te weten, zo staat in hun rapport te lezen, dat het foutloos schrijven van werkwoordsvormen in eigen werk voor basisschoolleerlingen veel te hoog gegrepen is.
Mijn voorstel is dan ook dat die commissie om te beginnen het feitelijke, haalbare en zeer wenselijke hoge niveau aan het einde van de basisschool eens terdege tot zich laat doordringen, en vervolgens haar huiswerk overdoet. En dan goed.
De auteur is taalkundige en werkt mee aan taalpeilingen. Dit is een bekorte versie van een artikel uit het septembernummer van het tijdschrift Onze Taal.