Spreekbuis van mensen zonder stem

Het bezoek is nog geen drie minuten binnen of Truus Jonker begint al over de asielzoeker voor wie ze bij de kringloopwinkel een interieur uitzocht. Ze is blind, maar dat belet haar niet minderbedeelden verder te helpen. Juist omdat ook haar mogelijkheden beperkt zijn.

3 September 2010 11:12Gewijzigd op 14 November 2020 11:39
Truus Jonker. Foto RD, Anton Dommerholt
Truus Jonker. Foto RD, Anton Dommerholt

Thuis blijkt Jonker (61) zich goed te redden. Met opvallend gemak zet en serveert de inwoonster van Nijkerk koffie. „Een blinde ontwikkelt niet alleen zijn gehoor en zijn reuk meer dan gemiddeld, maar ook zijn tastzin.”

De orchideeën in de vensterbank bloeien uitbundig. „Ik vind het leuk armetierige planten op te kweken. Ik houd van de natuur en werk graag in de tuin. Vaak verwonder ik mij over wat groeit en bloeit. Mensen die schepping en wetenschap tegen elkaar uitspelen, zijn hoogmoedig. Ze maken zichzelf wijs dat God niet bestaat en dat ze Hem niet nodig hebben. Dat zie ik als erfzonde in de praktijk.”

De toon is gezet. Jonker houdt niet van halfzachte uitspraken en schroomt niet om misstanden in ferme bewoordingen aan de kaak te stellen. In gesprekken, via ingezonden stukken in tal van dagbladen en in brieven aan politici. Ze lijkt in de verste verte niet meer op het „timide meisje” dat ze vroeger was, maar schijn bedriegt.

Haar twee kanaries en een zebravink die huizen in een grote kooi mengen zich uitbundig in het gesprek. Twee poezen doen er het zwijgen toe. Geleidehond Bono kluift op een bot. „Als kind hield ik al van dieren. Ze nemen je zoals als je bent.”

Waarom zocht u troost bij dieren?

„Ik ben sinds mijn geboorte slechtziend en zag circa 25 procent. Daarmee kon ik nog wel lezen, maar andere dingen gingen vaak mis. Zo lukte het me niet om bij gym een bal te vangen. Als er een bal aankwam, kneep ik mijn ogen dicht en bukte. Ik werd nooit geplaagd op school en dan tel je in zekere zin niet mee. In groep 8 kreeg ik een prijs omdat ik in de klas drie maanden lang geen woord had gezegd.”

Accepteerden uw ouders dat u slechtziend was?

„Nee, zij hadden daar duidelijk meer moeite mee dan ikzelf. Ik voelde me in ons gezin niet benadeeld, want mijn vader en mijn broer zagen ook slecht. Ik heb van hen echter weinig morele steun ondervonden. Mijn moeder stuurde me nooit alleen op pad, maar altijd met mijn jongere zus. Die zus haalde de kastanjes uit het vuur, waardoor ik steeds verder in mijn schulp kroop. Ik dacht uiteindelijk dat ik ook op andere gebieden niet compleet was en voelde me minderwaardig.”

Wat bracht een kentering in dat lage zelfbeeld teweeg?

„Het verblijf in een revalidatiecentrum. Op mijn twintigste werd ik aan één oog blind en hield ik nog 7 procent gezichtsvermogen over. Voordien lag ik al met mezelf overhoop en vond dat ik dit er ook nog wel bij kon hebben. Maar het contact met andere revalidanten zorgde voor een ommekeer in mijn denken. Sommigen hadden het veel zwaarder dan ik en wisten desondanks veel te bereiken. Hun levenslust werkte inspirerend.

Ik ontmoette in het revalidatiecentrum mijn man Nanne. Ik bewonderde hem omdat hij zich als blinde geen slachtoffer voelde, maar naar oplossingen bleef zoeken. Dat was ik van huis uit niet gewend. Ik realiseerde me toen dat ik mijn schroom moest leren overwinnen om iets te bereiken, want een echte held is iemand die omwille van een ideaal het risico durft te lopen om voor paal te staan.”

Inmiddels draait u nergens uw hand meer voor om?

„Was dat maar waar. In de strijd tegen onrecht heb ik soms het gevoel mijn hoofd in de bek van een leeuw te steken en moet dan al mijn moed bij elkaar schrapen. Toch zet ik door, want AWBZ-gelden moeten bijvoorbeeld niet in luxe kantoren voor managers, maar in gekwalificeerd personeel gestoken worden. Regelmatig bel ik het radioprogramma Stand.nl. Vooraf prent ik in mijn hoofd wat ik wil zeggen en hoop dat de presentator niet doorvraagt.”

En toch belt u iedere keer weer?

„Ja, ik voel het als morele plicht een spreekbuis te zijn van mensen zonder stem. Asielzoekers en illegalen bijvoorbeeld.”

U schrijft ingezonden brieven over tal van onderwerpen: misbruik van AWBZ-gelden, embryoselectie, de OV-chipkaart en dienstverlening aan visueel gehandicapten. Wat drijft u?

„Blindheid beperkt mij in mijn doen en laten. Even boodschappen doen voor een oudere is er niet bij. Iemand opzoeken in het ziekenhuis kost zo veel organisatie dat ik dit ook laat zitten. Elk mens heeft talenten gekregen. Zo ontving ik de gave van het schrijven en moet die benutten. Misschien voel ik als ervaringsdeskundige eerder mededogen dan mensen zonder beperking. Ik weet wat het is om met mijn rug tegen de muur te staan. Het is solidariteit van binnenuit. Of ingezonden brieven helpen, weet ik niet. Ik zie ze als druppels die de grond bevochtigen. Wanneer het niet regent, wordt de aarde immers keihard.

Een van de mooiste passages uit het Evangelie vind ik het gedeelte waarin Jezus vraagt: Ik had honger, dorst, was een vreemdeling, ziek en gevangen, en wat hebben jullie voor Mij gedaan? Ik wil mijn geloof vooral praktisch invullen. Mensen die denken over een weerloos iemand heen te kunnen lopen, mag ik graag een fikse kaakslag verkopen. Niet echt christelijk natuurlijk. In elk geval worden veel mensen die juist onze bescherming nodig hebben onderdrukt en uitgebuit. Om daartegen concreet te strijden ben ik onder andere lid van de SP.”

De Socialistische Partij?

„Die partij kiest altijd de kant van de onderdrukten. Ik kan weinig met gelovigen die zich als een kameleon aanpassen aan de standaard. Kortgeleden nog heb ik een e-mail gestuurd aan oud-premier Van Agt om hem te bedanken voor zijn prachtige boek over de Palestijnse kwestie. Die uitgave is geen aanval op de Joden als bevolkingsgroep. Van Agt schrijft juist heel respectvol over de Joden, maar neemt wel de onmenselijke politiek van de staat Israël onder vuur.”

Het CDA, Van Agts partij, laat minderbedeelden te veel links liggen?

„Het CDA zie ik als een partij van dames en heren die hun schaapjes op het droge hebben. Bij humanitaire kwesties zoals kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers die op straat worden gezet, roepen CDA’ers de zaak eerst van twee kanten te willen bekijken. Daar kan ik niets mee. In mijn elfde en laatste brief aan premier Balkenende heb ik geschreven dat oudtestamentische profeten Israël destijds al veroordeelden omdat het volk het recht van de zwakken hadden gebogen.”

De ChristenUnie kan u ook niet bekoren?

„Nee, die partij heeft zeker mijn sympathie, maar is mij toch te gezagsgetrouw. Zo heeft minister Rouvoet te lang geloofd in de effectiviteit van de jeugdzorg. Als lid van de initiatiefgroep Oudernetwerk Jeugdzorg hoor ik echter hartverscheurende verhalen over die zogenaamde professionals. In plaats van concreet hulp te bieden, gaan medewerkers eerst in de relatie tussen de ouders spitten en zo een nieuw probleem creëren. Daarnaast plaatst de jeugdzorg kinderen veel te snel uit huis. Als initiatiefgroep pleiten we ervoor hulp ín het gezin te verlenen.”

Terug naar de SP, naar de standpunten over euthanasie en abortus.

„Als SP-lid onderschrijf ik niet alles. Zo ben ik voor de beschermwaardigheid van het ongeboren leven. En wat euthanasie betreft, de vroegere fractieleider Kant heeft altijd als geen ander gepleit voor humanisering van de ouderenzorg, waardoor de roep om euthanasie zal afnemen.

GroenLinks en D66 laten zich nogal eens laatdunkend over gelovigen uit. De SP is verdraagzamer. Marijnissen zegt niet gelovig te zijn, maar hij heeft wel handen en voeten gegeven aan de Bijbelse opdracht van zorg voor de zwakken.”

U bent sinds 1993 volledig blind. Wat mist u ten opzichte van vroeger?

„Vooral de mobiliteit. Toen ik nog maar 1 procent zag, fietste ik nog. Met een bordje ”slechthorend” op mijn achterspatbord. Het maakte mij niet uit wat mensen van me dachten, als ze maar om me heen reden. Tegenwoordig ben ik aangewezen op het inadequate gehandicaptenvervoer en onze geleidehond, maar dat is ook niet alles. Een van de eerdere honden nam ik ’s zondags mee naar de kerk en daar had hij een ontzettende hekel aan. Als hij de klokken hoorde, maakte hij altijd expres een omweg. Eén keer leverde hij me een uur te laat bij de kerk af. Toen was ik zo kwaad dat ik hem in de schuur opsloot. De dinsdag daarop ging ik boodschappen doen, maar de hond zette me ongevraagd voor de kerkdeur af. Om het weer goed te maken.”

Is het moeilijk steeds weer hulp te moeten vragen?

„Dat went. Zodra je mensen de kans biedt zonder gezichtsverlies hulp te weigeren, helpen ze juist spontaan. Tijdens het reizen troost ik me met de gedachte dat degene die ik aanklamp toch niet weet dat velen hem zijn voorgegaan. Ik word op reis altijd als een koningin behandeld. Ik bedenk me echter tien keer voor ik mijn directe omgeving een vraag stel. Ik probeer eerst zelf een oplossing te vinden.”

Hoe vonden uw vier dochters het om twee blinde ouders te hebben?

„Ze wisten niet beter. De oudste kwam als achtjarige eens thuis met het verhaal over een klasgenootje dat haar been in het gips had: „Mam, ik durf er niet naar te kijken, want dan krijg ik tranen in mijn ogen.” Ik antwoordde dat het kind er best aan zou wennen. Papa was er immers ook aan gewend dat hij niet kon zien. „Nogal logisch. Blind zijn is heel gewoon, maar een gebroken been niet”, reageerde mijn dochter.

De kinderen hielden weinig rekening met onze situatie. Ik verdwaalde vaak tussen alle her en der neergesmeten jassen, schoenen, tassen en speelgoed en was voortdurend van alles kwijt omdat niets op zijn plek werd teruggelegd. Ik moest alle zeilen bijzetten om structuur te scheppen. Maar ach, we leerden het om zelfs op 200 knikkers overeind te blijven.”

U was als twintigjarige verrast door de levenlust van andere blinden. Wat zegt het woord levensvreugde u?

„Ik blijf vatbaar voor dips. Daarom probeer ik wat afstand van mijn eigen situatie te nemen door me in te zetten voor anderen. Een brief schrijven voor allochtonen, huisvesting regelen of een illegaal in huis wat betaalde klusjes laten doen. Door de voldoening die het geeft anderen blij te zien, word ik boven mezelf uitgetild.

Als ik in de put zit, probeer ik niet meer zoals vroeger naar boven, maar om me heen te kijken. Dan merk ik dat ik niet de enige ben. Ik probeer anderen te helpen. Zodra ik iemand op mijn schouders laat staan, kan hij misschien uit de put klimmen.”

U trekt van leer tegen misstanden die u signaleert. Lukt het u ondanks alle gebrokenheid dankbaar te zijn?

„Als ik geen 100 procent kan krijgen, moet ik het doen met 50 of 25 procent. Jongeren willen altijd het volle pond, maar zo is het leven niet. Via onze stichting Fakkel 2000, die zich inzet voor blinde kinderen en jongeren in Kameroen, heb ik veel contacten met de doelgroep. Tijdens mijn drie evaluatiemissies heb ik de armoede met de Afrikaanse medeblinden in Kameroen mogen delen. Zij leerden mij de moed niet op te geven en te blijven vertrouwen.”

Dat had u toch al lang geleerd?

„Niet in die mate. Het Godsvertrouwen van mensen die zo ontzettend weinig hebben, raakte me diep. Waar maken wij ons in Nederland eigenlijk druk over? Terug in eigen land was ik definitief verlost van zelfmedelijden. Dat kwam gewoon van binnenuit.”


Levensloop Truus Jonker

Truus Jonker-Willems (Maastricht, 12 juli 1949) was bij haar geboorte slechtziend. Sinds 1993 is ze volledig blind. Ze trouwde in 1973 met de blinde Nanne Jonker. Het echtpaar kreeg vier dochters, die nu allemaal op eigen benen staan. Eén dochter is slechtziend. Jonker richtte in 1999 de Stichting Fakkel 2000 op, die blinden in het Afrikaanse Kameroen steunt. De stichting ontving eerder dit jaar de Paul Tensenprijs. Het bijbehorende geldbedrag van 15.000 euro is voor Fakkel 2000 bestemd. Jonkers naam staat regelmatig in allerlei dagbladen. Ze voelt zich geroepen om via ingezonden brieven misstanden aan de kaak te stellen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer