Sorry zeggen tegen slachtoffer misdrijf

De een pleegde een roofoverval of veroorzaakte onder invloed van drank een ernstig verkeers­ongeluk, de ander werd het slachtoffer van zo’n ingrijpend delict. Bemiddelaar Francis Bakker zit regelmatig met beide partijen om de tafel. „Soms zeggen ze aan het eind nog even iets aardigs tegen elkaar.”

19 August 2010 07:01Gewijzigd op 14 November 2020 11:30
Foto Fotolia
Foto Fotolia

In haar vorige functie, bij Slachtofferhulp Nederland, merkte Bakker dat er bij veel slachtoffers van een misdrijf vragen leven over de toedracht van het delict. Ook viel het haar op dat hun kijk op de dader zich na verloop van tijd vaak verhardde. „Het leek of het monster in hun hoofd steeds groter werd. Als slachtoffers eenmaal contact met de dader hadden gehad, gingen 
ze hem weer als mens zien.”

Deze ervaring bracht Bakker ertoe in september 2007 aan de slag te gaan voor de landelijke organisatie Slachtoffer in Beeld. Sindsdien organiseerde ze 
140 slachtoffer-dadergesprekken. Inmiddels is ze ook coördinator van de organisatie in de provincies Flevoland en Overijssel.

De situaties die op haar bordje belanden, zijn divers. Bakker noemt onder meer diefstallen, (gewapende) roofovervallen, 
zeden­zaken, pogingen tot doodslag en verkeersongevallen, 
vaak met dodelijke afloop. In het laatste geval komen nabestaanden in aanmerking voor slachtoffer-
daderbemiddeling.

Bakker heeft relatief veel te maken met minderjarige daders. Instanties als de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg of de reclassering attenderen hen standaard op de mogelijk­heden die Slachtoffer in Beeld biedt. „Het motief van de jongeren om mee te werken is vaak dat ze sorry willen zeggen. Ze voelen aan: wat ik heb gedaan, klopt niet.”

De bemiddelaar erkent dat de hoop op strafverlichting ook een rol kan spelen bij het aanbieden van excuses. „Het is belangrijk dat in de voorbereiding boven tafel te krijgen. Wat is de reden dat een dader een gesprek wil? Kan hij verantwoording afleggen voor wat hij heeft gedaan? Het mag niet zo zijn dat een dader alleen aan zichzelf denkt. Hij moet voldoende empathie hebben om een gesprek aan te kunnen gaan. Anders wordt een slachtoffer voor de tweede keer de dupe.”

Jeugdige delinquenten kunnen sinds vorig jaar een speciaal voorbereidingstraject van drie bijeenkomsten volgen. Een film confronteert hen met de gevolgen van een inbraak of een roof­overval voor de slachtoffers. Door middel van een rollenspel moeten ze zich in de situatie van de ander inleven. Ook maken ze een plan voor de mogelijke ontmoeting met het slachtoffer.

De bemiddelaar schrijft ver­volgens een brief aan het slacht­offer en neemt na een week contact met hem op. „De reacties variëren van heel positief tot zeer terughoudend. Als er twijfels zijn, leg ik uit dat contact met de dader de mogelijkheid biedt eventuele vragen beantwoord te krijgen en te vertellen welke gevolgen zijn daad heeft gehad. Maar het gebeurt altijd op basis van vrij­willigheid. Niemand is verplicht de dader te ontmoeten.”

Als beide partijen willen meewerken, kan het contact op diverse manieren vorm krijgen. Soms stuurt een dader een excuusbrief of geeft hij via de bemiddelaar een boodschap door. Het mooiste is echter een persoonlijke ontmoeting, stelt Bakker. „Ik geloof in de waarde van non-verbale communicatie. Het is goed als een dader ziet dat een slachtoffer wordt geraakt als hij iets zegt.”

Een gesprek, dat doorgaans een halfuur tot een uur duurt, heeft plaats op neutraal terrein, zoals een gemeentehuis of een wijk­centrum. De bemiddelaar zit in het midden. Rechts neemt de dader plaats, links het slacht­offer. Beiden kunnen een of meer personen meenemen om hen te steunen, zoals ouders.

Tijdens het gesprek blikken dader en gedupeerde terug op de dag van het delict en wat zich daarna heeft afgespeeld. Ze mogen elkaar ook vragen stellen. „Iemand die een roofoverval heeft mee­gemaakt, wil bijvoorbeeld weten of de dader het speciaal op hem had gemunt of dat hij een min of meer willekeurig slachtoffer was.”

Geen twee gesprekken verlopen hetzelfde, is Bakkers ervaring. „De ene keer klapt een slachtoffer dicht en help ik hem verder door het stellen van vragen. Het komt ook voor dat een slachtoffer een herbeleving krijgt. Alles wat er is gebeurd speelt zich weer als een film in zijn hoofd af. Dat geeft een emotionele reactie, waarbij iemand zijn spanning en boosheid soms ontlaadt. Daar moet ruimte voor zijn.”

Bakker vindt het belangrijk dat daders merken welke gevolgen hun gedrag heeft gehad. „Daar staan ze vooraf vaak niet bij stil. Tijdens zo’n gesprek horen ze dat een slachtoffer niet meer kan slapen, niet meer op straat durft te komen of zelfs zijn baan is kwijtgeraakt omdat hij bijvoorbeeld 
na een overval niet meer in de winkel durft te staan. Ik hoop dat ze daar iets van leren.” In hoeverre dat inderdaad gebeurt, is momenteel onderwerp van onderzoek.

Bakker maakte het niet mee dat een dader tijdens de ontmoeting vergeving vroeg voor wat hij heeft gedaan. „Toch blijkt er soms iets van verzoening, bijvoorbeeld als een dader zegt dat hij een hekel aan zichzelf heeft vanwege datgene wat hij heeft gedaan. Het is voor een slachtoffer belangrijk dat te horen en te merken dat de dader het echt meent. Soms neemt deze een bosje bloemen of een doos chocola mee als ondersteuning van zijn spijtbetuiging.”

De deelnemers kijken bijna altijd positief terug op de ontmoeting. „Vaak zeggen ze: Ik zag er tegen op, maar kan het hoofdstuk voor mezelf nu goed afsluiten. Het lucht slachtoffers op dat ze erkenning krijgen voor wat hun is aangedaan en dat ze hun boosheid en verdriet hebben kunnen uiten. Soms geven mensen die heel afwachtend en gespannen binnenkwamen elkaar aan het eind toch een hand of zeggen ze nog even iets aardigs tegen elkaar. Dat zijn mooie momenten.”


Slachtoffer in Beeld

Slachtoffer in Beeld biedt sinds 2007 landelijk de mogelijkheid voor een slachtoffer-dadergesprek. Het aantal geslaagde bemiddelingen steeg vorig jaar met 5 procent ten opzichte van 2008, zo maakte de organisatie deze zomer bekend. In totaal werden 1050 zaken afgesloten. Dat leidde in 46 procent van de gevallen tot bemiddeling, tegen 41 procent in 2008.

Ongeveer de helft van de slacht­offers gaat in op een verzoek van de andere partij tot het aangaan van bemiddeling. Circa de helft van de daders werkt mee aan een gesprek. Momenteel heeft onderzoek plaats naar de effecten van een slachtoffer-dadergesprek op zowel het slacht­offer als de dader. De resultaten worden komend najaar gepresenteerd.

www.slachtofferinbeeld.nl


Bastiaan: Na de overval lag mijn leven totaal overhoop

Bastiaan is slachtoffer van een overval. „Ik stond achter in de keuken van de snackbar wat te eten, toen ik de deurbel hoorde. Normaal kijk ik altijd in de spiegel, om te zien wie er binnenkomt, maar omdat ik stond te eten vergat ik dat. Toen ik de zaak inliep, stonden er twee mannen met sjaals voor hun gezicht. Een van hen richtte een pistool op me. Het was een nachtmerrie. Ik dacht echt dat ze me dood zouden schieten. Ik heb gelijk de kassa opengedaan en gezegd dat ze alles mee mochten nemen.

Na een paar dagen ben ik weer gaan werken, maar ik was heel erg bang. In een snackbar sta je vaak met je rug naar de zaak toe en ik stond dan doodsangsten uit. Na de overval vertrouwde ik niemand meer. Ik had een groot mes bij de kassa liggen, voor het geval er nog eens overvaller binnen zou komen. Als ik klaar was met werken, moesten mijn ouders me komen halen, want ik durfde niet meer alleen naar huis. Door de overval lag mijn leven totaal overhoop.

Door Jasper, een van de daders, te ontmoeten, kreeg hij eindelijk een gezicht. Daardoor is nu niet meer iedere klant een potentiële overvaller. En ik heb antwoord gekregen op de vraag waarom de daders juist de snackbar hebben overvallen waar ik werk. Dat bleek puur toeval te zijn. Ik heb Jasper kunnen laten zien hoe mijn leven door de overval is veranderd.”


Jasper: Ik vond overval snackbar vreselijk spannend

Jasper overviel samen met een vriend de snackbar waar Bastiaan aan het werk was. „Ik had nooit gedacht dat ik zoiets zou doen. Dat klinkt misschien makkelijk, maar echt. Dat wilde ik graag vertellen aan het slachtoffer. Ik heb altijd hard gewerkt voor mijn geld en nooit geldgebrek gehad.

Op een dag stelde een vriend voor een snackbar te overvallen. Hij had al mutsen, een sjaal en een neppistool bij zich. We spraken af dat m’n vriend het pistool zou nemen om de persoon die binnen aan het werk was te bedreigen en dat ik het geld uit de kassa zou halen. Zo hebben we het ook gedaan. Ik vond het vreselijk spannend, maar het was best makkelijk.

Achteraf vind ik het vreselijk wat ik heb gedaan. Ik wilde graag mijn excuses maken aan de jongen die aan het werk was toen we de snackbar overvielen. Ik heb tegen Bastiaan kunnen zeggen hoe veel het me speet en heb dat ook in een brief aan hem geschreven. Die kon hij thuis nog eens lezen.

Het gesprek met het slachtoffer hielp mee om mezelf beter te leren kennen. Ik vraag me continu af waarom ik dit heb gedaan. Mijn zaak moet nog voorkomen, maar welke straf ik ook krijg: ik vind dat ik die heb verdiend. Samen met de reclassering werk ik eraan nee te leren zeggen. En de schade die Bastiaan heeft geleden, wil ik vergoeden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer