„De beurskoers heeft niks met soep te maken”
NEW YORK – Armoede en honger namen toe, de achterliggende crisisjaren. Vooral in de grote steden. Voedselbanken in New York zagen een toename in de afgifte van soms 80 procent. Voedselbanken in de stad zoeken naar nieuwe manieren om armoede tegen te gaan. „In arm New York woedt de echte crisis.”
Langs de hekken van Holy Apostles Soup Kitchen in New York hangt een rare straatstilte. Honderden New Yorkers wachten zwijgend op een bord eten. Niemand wil er gezien worden, maar iedereen voelt zich bekeken. De honger drijft de armen van Manhattan dagelijks naar de roodstenen kerk, op Ninth Avenue. Elke werkdag serveren de vrijwilligers van de voedselbank ruim 1200 borden.
Vandaag staat er pasta op het menu, met een kipburger, een snee brood, een sinaasappel en een cola. Het is 11.00 uur en de rij voor de toegangspoort wordt nog langer. Bij de poort staat een witte keet, waar psychologische of pastorale hulp wordt aangeboden, maar bijna iedereen loopt daaraan voorbij, richting de keuken. Jake is er vrijwilliger. „Ik was dagelijks honderden borden af”, lacht hij. „Maar het is prachtig werk.”
Achter Jake schuifelt een lange rij de keuken binnen die als een vierkant buffet is ingericht. De keuken voert naar een grote eetzaal. Aan zo’n vijftien ronde tafels wordt er gegeten, veelal in stilte. Een vrijwilliger speelt piano. „Mensen komen hier voor een maaltijd”, zegt Steve Fanto. „Niet voor gezelligheid. En daar hoop ik ook niet op. We geven mensen te eten. Dat is de missie, dag in dag uit. Want als ze hier niks krijgen, eten ze misschien de hele dag niet.”
Jonathan is werkloos. Hij komt hier nu net twee maanden. „Het eten is goed, de mensen zijn vriendelijk.” Naast Jonathan staat een paar skates. „Gisteren gekocht”, lacht hij. „Je moet prioriteiten stellen.” Naast Jonathan zit Harold, een donkere man met een witte New-Yorkpet. Harold komt al twintig jaar bij Holy Apostles Soup Kitchen. „Met tussenpozen, weet je wel. Als ik geld heb, koop ik zelf wel eten.”
Witte keet
Want heel graag komen de mensen niet naar de voedselbank, bevestigt Fanto. „Veel lui kennen elkaar wel, maar vriendschappen worden hier nauwelijks gesloten”, zegt hij. „Laten we wel wezen. Er zijn leukere plekken om gezelligheid te zoeken.”
Toch ruimt de voedselbank bewust plaats in voor persoonlijke gesprekken. „Daar buiten in de witte keet. Soms hebben mensen geen honger, maar zijn ze eenzaam. En willen ze gewoon praten.”
Als er in de keet niet wordt gepraat, toveren kappersleerlingen het hok om tot kapsalon. „Studenten van de kappersschool knippen hier gratis. Voor hen een oefening, voor de mensen een keurig kapsel. Dat zijn mooie dingen”, zegt Fanto. „We werken ook samen met Saint Martin’s Closet, waar gebruikte kleding wordt uitgedeeld. Als we iemand in versleten broeken zien lopen, stoppen we ’m wat coupons toe.”
Holy Apostles Soup Kitchen evangeliseert niet. „Je hoeft geen christen te zijn om hier een bord eten te krijgen”, zegt Fanto. „’s Zondags zijn hier wel diensten, en een aantal van de mensen die je hier nu ziet, komt dan ook. Jonathan bijvoorbeeld. Maar het is niet verplicht.”
Fanto zag het aantal bezoekers van z’n soup kitchen de achterliggende jaren toenemen. „Als de werkloosheid stijgt, merken we dat hier gelijk. En hoewel de president zegt dat ’t beter gaat met de economie, serveren we nog altijd meer borden dan gebruikelijk. En dat ’t op Wall Street beter gaat, is vooral goed voor de bedrijven en de aandeelhouders. Beurskoersen hebben niks met soep te maken.”
Zelf kan de voedselbank het hoofd net boven water houden. „We zijn altijd met geld bezig en veel makkelijker is het er nog niet op geworden.”
Vegetarisch, glutenvrij
John –met rode pet– is sinds anderhalf jaar vaste klant bij de voedselbank. Hij verloor al z’n geld aan fraudeur Bernard Madoff, die inmiddels levenslang achter de tralies is gezet. Nu is John dakloos. „Mijn leven bestaat niet meer”, mompelt hij. „Het is het systeem, weet je; dat vervloekte kapitalistische systeem. Hoe moet ik ooit een huis kopen in dit land? Wie gaat mij ooit geld lenen?”
De armoede in New York is groot, blijkt uit cijfers van The Food Bank New York City, een overkoepelende voedselbankenorganisatie. De stad telt in totaal ruim duizend voedselbanken en soepkeukens, die jaarlijks 25 miljoen kilo voedsel distribueren. Dat betekent 300.000 maaltijden per dag, zegt woordvoerster Carol Schneider van de Food Bank. „Niet zo gek als je bedenkt dat 4 miljoen New Yorkers moeite hebben dagelijks een maaltijd op tafel te krijgen. Zo’n 1,3 miljoen inwoners zijn in deze stad afhankelijk van gratis voedsel.”
In crisistijd is het moeilijker geworden, zegt Schneider. Maar in de ruim 25 jaar dat de organisatie bestaat, is er veel verbeterd in efficiëntie en organisatie. Een goed voorbeeld daarvan is Saint Johns Bread & Life, een voedselbank in Brooklyn, die veel verder gaat dan alleen het verstrekken van gratis eten. De organisatie zit in een modern en nieuw pand op Lexington Avenue, een armoedige hoofdstraat in buitenwijk Brooklyn.
Hier geen wolkenkrabbers, maar laagbouw. Afgebladderde houten huizen, wankele trappen en zweterig asfalt. Maar geen teken van armoede in Bread & Life. In de hal staan computers met touchscreens. Hier kunnen ‘klanten’ van de voedselbank intoetsen welke maaltijd ze graag willen en hoe. Vegetarisch, glutenvrij of suikerarm. „Diabetespatiënten of mensen met een allergie kunnen we zo op maat bedienen”, vertelt Tony Butler, directeur van Bread & Life.
Sollicitatiebrieven
Een paar jaar geleden werd de voedselbank ingrijpend gerenoveerd. „We gingen van een armoedige kelder naar dit moderne pand. Het heeft 2,5 miljoen dollar gekost. Bijna alles is uit donaties betaald. We wilden heel bewust een plek creëren waar mensen met plezier komen. Met veel licht en vrolijkheid. Niet alleen om eten te halen, maar ook om te leren hoe je je leven verantwoord kunt inrichten.”
In de cubicals op de eerste verdieping zit ’t vandaag vol met Amerikanen die hun belastingaangifte moeten doen. „Experts helpen hen hierbij en leren hun ook hoe ze het zelf kunnen doen in de toekomst. Educatie is belangrijk”, zegt Butler. „Want het systeem is ingewikkeld in Amerika.”
Veel arme mensen kunnen met een beetje hulp leren hoe ze het hoofd boven water kunnen houden, zegt Butler. „We helpen met het voordelig boodschappen doen, het schrijven van sollicitatiebrieven, we geven rechtshulp, we leren de weg naar de fiscus, vertellen ze op welke toeslagen ze kunnen rekenen en waar ze terechtkunnen voor bijstand. Zo kun je ook preventief bezig zijn.”
En dat werkt volgens Butler. „Ongeveer 60 procent van de mensen komt hier gedurende anderhalve maand. En dan blijven ze vervolgens anderhalf jaar weg. Hun bestaan blijft vaak fragiel, ze hebben geen buffer waar ze op terug kunnen vallen als ze ziek worden bijvoorbeeld. Veel Amerikanen zijn niet of slecht verzekerd tegen ziektekosten.”
Onvoorwaardelijk gratis
Alles is onvoorwaardelijk gratis bij Bread & Life. „Het enige dat we willen zien is een geloofwaardig identiteitsbewijs. Maar het is niet gemakkelijk om voortdurend weer geld bij elkaar te halen om alles te kunnen financieren”, zegt Butler. „In de afgelopen crisisjaren hebben we een toename gezien van 80 procent. Dat was ongelooflijk zwaar. De crisis is hier nog niet voorbij.”
De aanpak van Butler blijft niet onopgemerkt. „We exporteren onze filosofie naar andere voedselbanken. Want willen we deze mensen er bovenop helpen, dan moeten we ze veranderen. Soms duurt het even, maar als ze dat zien, heeft dat impact. „Hé”, zeggen ze. „Mijn leven krijgt weer kleur.””